Androgeen deprivatie therapie bij mannen die een zedendelict pleegden: wanneer en hoe af te bouwen, te wijzigen of te stoppen?

  • Auteur Inge Jeandarme, Sophie Verschueren, Hein Bokern, Jan De Laender, Jacques Lucieer, Philippe Marcq, Guy T'Sjoen, Jelle Troelstra, Dirk Van de Putte, Bieke Van Haecke, Dirk Vanderschueren & Luk Gijs
  • Pdf openbaar Yes

Androgeen deprivatie therapie (ADT) is een waardevolle aanvulling bij psychotherapeutische behandelingen bij mannen met een parafiele stoornis en een verhoogd risico op recidive. De behandeling kan echter gepaard gaan met hinderlijke tot ernstige bijwerkingen. Ook wordt het vrijwillige karakter van de noodzakelijke geïnfomeerde toestem- ming van de patient in vraag gesteld. In de praktijk leidt dit tot vragen om ADT te stoppen, te verminderen dan wel te wijzigen. De literatuur biedt echter weinig concrete richtlijnen met betrekking tot de beoogde behandelduur. Het doel van deze studie is het ontwikkelen van een consensus-based richtlijn inzake de besluitvorming tot aanpassing van ADT bij mannen met een parafiele stoornis. Aan de hand van de gemodificeerde Delphi-methode werden in drie rondes experts bevraagd over de ideale behandelduur van ADT. De criteria van de COSTLow-R schaal werden beoor- deeld op hun bruikbaarheid en relevantie in het kader van stopzetting dan wel wijziging van ADT. Aanbevelingen zijn gevormd op basis van de mate van consensus tussen de experts. Er werd geen consensus bereikt omtrent de vereiste minimale behandelduur, maar de experts waren het er wel over eens dat er geen maximum duur is. Stopzetting is gerechtvaardigd bij het ontstaan van ernstige onbehandelbare bijwerkingen en bij het intrekken van toestemming door de patient. Psychiaters hebben de eindbeslissing over het stopzetten dan wel wijzigen van ADT. Voor het meren- deel van de criteria van de COSTLow-R schaal die gebruikt kan worden ter onderbouwing van deze beslissing vonden de psychiaters in de huidige studie sterke of zwakke consensus. Drie extra criteria werden aan de lijst toegevoegd. Bij gebrek aan een empirische validering, is een richtlijn gebaseerd op een transparante overeenstemming een eerste stap in een betere onderbouwing van de besluitvorming tot aanpassing van ADT.

Gepubliceerd in 2021, jaargang 45, Nummer 3

Teveel? Te weinig? Trends in de psychologische theorievorming over seksuele interesses, parafilieën en parafiele stoornissen gedurende de afgelopen 25 jaren

  • Auteur Luk Gijs & Sophie Verschueren
  • Pdf openbaar No

Vele psychologische theorieën zijn in zwang om de (ontwikkeling van) parafilieën te verklaren. Aan de hand van hetVele psychologische theorieën zijn in zwang om de (ontwikkeling van) parafilieën te verklaren. Aan de hand van hetpathologiserende en normaliserende paradigma, de twee grote paradigma’s die dit deelgebied van de seksuologiedomineren, worden de ontwikkelingen in de psychologische theorievorming over ‘ongewone seksuele smaken’ prototypischin kaart gebracht. Neurobiologische en neuropsychologische benaderingen van pedofilie worden gebruiktals prototype van het pathologiserende paradigma. Tevens wordt stilgestaan bij het duale proces-model van seksueeldenken van Bartels, dat niet alleen aandacht heeft voor de inhoud van een seksuele interesse, maar ook oog heeftvoor de activering, het gebruik en de effecten van een parafiele fantasie. Vervolgens wordt stilgestaan bij BDSM alsprototype bij uitstek van het normaliserende paradigma in de afgelopen twee decaden. Na een evaluatie van dehuidige stand van zaken, wordt kort stilgestaan bij de klinische implicaties van de psychologische theorievorming.

Gepubliceerd in 2020, jaargang 44, Nummer 4

Waarheen met de parafilieën in DSM-5?

  • Auteur Luk Gijs
  • Pdf openbaar Yes

Beschouwing.

DSM-5 verscheen in mei 2013. In deze psychiatrische classificatie worden de parafilieën en de parafiele stoornissen onderscheiden en worden de parafiele stoornissen geclassificeerd als een aparte groep van psychiatrische stoornissen. Nadat een kort overzicht gegeven is van de verschillende representaties van de parafiele stoornissen in de verschillende edities van de DSM sinds 1952, wordt de classificatie van de parafiele stoornissen in DSM-5 besproken. Vastgesteld wordt dat er in belangrijke mate continuïteit is tussen DSM-I en DSM-5. Meer dan de voorgangers probeert DSM-5 een onderscheid te maken tussen een parafilie of atypische seksuele variatie, en een parafiele stoornis of psychiatrisch gestoorde seksuele variatie. Hoewel dat een verbetering is, blijven vele belangrijke problemen de psychiatrische classificatie van parafiele stoornissen in DSM-5 plagen. Fundamentele problemen zijn: de in- of exclusie van parafilieën/parafiele stoornissen als een psychiatrische stoornis, de in- of exclusie van sommige seksuele variaties als een parafiele stoornis en een gebrek aan betrouwbaarheid en validiteit van specifieke diagnostische criteria en specificaties. Ondanks deze fundamentele problemen biedt de DSM-5 mogelijkheden voor pacificatie tussen “pathologiseerders” en “depathologiseerders” en daarmee mogelijkheden voor de behandeling van parafilieën/parafiele stoornissen.

Gepubliceerd in 2013, jaargang 37, Nummer 4

ISSUES