In dit artikel wordt ingegaan op Szondi's amendering van de freudiaanse objectkeuzetheorie. De door Freud benadrukte, noodlottige nawerking van de kindertijd wordt gerelativeerd ten voordele van de fundamentele impact van de erfelijke factoren. Recent onderzoek lijkt in zeker opzicht steun te verlenen aan Szondi's onderzoekshypothese, die een beroep doet op een gelijkaardige genetische achtergrond als 'keuzecriterium'. Meer nog dan Freud, benadrukt Szondi hoe ons verleden steeds in rekening moet worden gebracht bij de interpretatie van de partnerkeuze.