De effectiviteit van cognitieve gedragstherapie bij primair vaginisme: De resultaten van een gerandomiseerde gecontroleerde studie

  • Auteur:
    Reinhilde Melles, Ellen de Groot, Jacques van Lankveld, Moniek ter Kuile, Janneke Nefs, Maartje Zandbergen
  • Pdf openbaar:
    Yes

In deze studie zijn 117 vrouwen met primair vaginisme behandeld met cognitieve gedragstherapie (CGT). De vrouwen werden at random verdeeld over 3 groepen: a) cognitieve gedragstherapie in een groep (n = 33), b) cognitieve gedragstherapie middels bibliotherapie (n = 27), c) een wachtlijst-controlegroep (n = 33). De behandeling duurde 3 maanden. De controlegroep werd na drie maanden alsnog at random verdeeld over de beide behandelcondities. De groepsbehandeling bestond uit 10 sessies van 2 uur, de bibliotherapie werd ondersteund met 6 telefonische therapeutische contacten van 15 minuten. De vrouwen in beide behandelcondities volgden hetzelfde therapeutisch protocol. Ingrediënten van de behandeling waren: psycho-educatie over seks, ontspanningsoefeningen, bekkenbodemspieroefeningen, graduele exposure en cognitieve therapie. Het einddoel van onze behandeling was het kunnen hebben van gemeenschap. Subdoelen waren niet-coïtale vormen van penetratie en het verbeteren van de seksuele satisfactie. Van de behandelde deelnemers was 18% in staat tot een volledige coïtus aan het einde van de therapie, vergeleken met 0% van de 33 controlegroepdeelnemers. Beide behandelcondities vertoonden geen significante verschillen in resultaat. Bij de follow¬up l2 maanden na afsluiting van de behandeling was 26% van de 33 deelnemers aan de groepstherapie en 29% van de 27 deelnemers van de bibliotherapie in staat tot coïtus. De andere penetratiematen lieten een sterke verbetering zien direkt na afloop van de behandeling. In de periode na de behandeling liep het penetratiegedrag weer terug. De behandeling had geen meetbaar effect op seksueel verlangen, opwinding, orgasme en seksuele satisfactie van de vrouwelijke deelnemers. De relationele en algemene levenssatisfactie van de vrouwelijke deelnemer en haar partner veranderde evenmin. Op grond van deze resultaten pleiten de auteurs voor een klachtgerichte behandeling van vaginisme. Het focus van de behandeling zou graduele exposure moeten zijn, waarbij vermijdings- en ontsnappingsreacties worden doorbroken teneinde de angst voor de coïtus te verminderen.

ISSUES