maandag, 14 mei 2018 11:25

A longitudinal Study of Motivations Before and Psychosexual Outcomes After Genital Gender-Confirming Surgery in Transmen

  • Geschreven door:
    Mark Hommes

Van de Grift, Pigot, Boudhan, et al. (2017). A longitudinal Study of Motivations Before and Psychosexual Outcomes After Genital Gender-Confirming Surgery in Transmen. The Journal of Sexual Medicine.

Dit artikel belicht de psychologische aspecten van twee genitale geslachtsaanpassende operaties bij vrouw-naar-man-transseksuelen (transmannen): de metadoioplastiek (meta) en de phalloplastiek (phallo). Bij een metadoioplastiekoperatie wordt met behulp van de (door hormoongebruik hypertrofische) clitoris en de schaamlippen een kleine penis geconstrueerd. Bij een phalloplastiekoperatie wordt met behulp van een flap uit onderarm of dijbeen een penis van normaal formaat gemaakt. Voor veel transmannen blijft het lastig kiezen tussen deze opties omdat aan beide duidelijke voor en nadelen kleven. Nuttig dus dat factoren die hierbij een rol spelen systematisch in kaart worden gebracht.

In een longitudinaal onderzoek onder 21 transmannen werden gegevens verzameld voorafgaand en minstens 1 jaar na de operatie. Gekeken werd naar de motieven voor de operatie, postoperatieve ervaringen, chirurgische complicaties, psychische klachten, lichaamsbeeld, zelfwaardering, seksualiteit en kwaliteit van leven.

De sterkste motieven voor de operaties bleken het bevestigen van eigen identiteit (100%), mogelijk maken van geslachtsgemeenschap (78%) en staand kunnen plassen (74%). Opvallend detail is dat deelnemers aan het onderzoek gemiddeld pas na 11 jaar testosterongebruik geopereerd werden, deels door lange wachtlijsten bij het VUmc. De meerderheid van de deelnemers (15) kreeg een phallo uit de onderarmflap. Zes deelnemers kozen voor de kleinere meta. Na de operatie bleek men tevreden en seksueel actiever dan voorafgaand aan de operaties. Plasproblemen kwamen post-operatief vaak voor. Verder werden op de vragenlijsten geen significante pre-post operatieve verschillen gevonden.

Het is mooi dat deze aspecten een keer in een gedegen longitudinale opzet zijn onderzocht. Jammer is echter dat de steekproef zo gering is dat het weinig informatie geeft over de verschillen tussen beide operaties.

Wat weten we dan wel over de verschillen tussen phallo en meta in de literatuur en in dit onderzoek? Vergeleken met de phallo heeft de meta over het algemeen lagere complicatiepercentages hetgeen in dit onderzoek duidelijk werd bevestigd. Qua seksuele beleving is een voordeel van de meta de goede gevoeligheid van de penis, wat bij de phallo vaak een probleem is, nadeel is echter dat het door de geringe omvang  vaak niet mogelijk is om hiermee te penetreren. In dit onderzoek werden seksuele gevoeligheid en penetratievermogen niet apart gemeten maar de seksuele tevredenheid als geheel bleek in de meta-groep significant hoger dan in de phallo-groep. Staand kunnen plassen was in dit onderzoek vaker de motivatie voor een phallo dan voor een meta en werd door phallo-groep na afloop ook vaker genoemd als verbetering. De keerzijde is dat complicaties zoals plasproblemen veel vaker voorkwamen bij de phallo-groep. Zo had meer dan 80% daarvan last van plasbuisvernauwingen en/of fistels tegenover slechts een derde van de meta-groep. Opvallend is dat de deelnemers zelf in beide groepen neutraal tevreden waren over het plassen, dus blijkbaar waren hun verwachtingen op dit gebied realistisch.

Uiteindelijk, zo concluderen ook de onderzoekers, blijft de keuze voor een van beide operaties een uitermate persoonlijke en vaak lastige beslissing. Waarschijnlijk mede door het complicatierisico en de tekortkomingen van meta en phallo kiest ca 70% van de transmannen er nog voor om af te zien van enige genitale operatie. De begeleiding van de besluitvorming omtrent deze operaties moet dan ook maatwerk zijn waarbij individuele doelen en verwachtingen centraal staan. Daarbij kan dit onderzoek een nuttige bijdrage leveren.