maandag, 16 april 2018 12:24

Impliciete en expliciete associaties met erotische stimuli bij vrouwen met en zonder seksuele problemen

  • Geschreven door:
    Andrea Grauvogl

Jacques JDM van Lankveld, Myrthe Bandell, Eva Bastin‑Hurek, Myra van Beurden  & Suzan Araz. (2018). Implicit and explicit associations with erotic stimuli in women with and without sexual problems. Archives of Sexual Behavior.

Conceptuele modellen met betrekking tot seksueel functioneren suggereren dat er een grote rol is weg gelegd voor impliciete processen. De huidige studie had als doel om impliciete en expliciete cognitieve processen in kaart te brengen. Gynaecologische patiënten met (N=38) en zonder (N=41) zelf gerapporteerde seksuele problemen werden vergeleken. De deelnemers volbrachten twee Single-Target Impliciete Associatie Tests (ST-IAT), waarbij de impliciete associatie werd gemeten tussen visueel erotische stimuli en de attributen valentie en motivatie. Deelnemers moesten de erotische stimuli die getoond werden in de ST-IAT ook beoordelen op waarde, attractiviteit, en seksuele opwinding, om zo de expliciete associatie met deze erotische stimuli te meten. Verder werden de  Female Sexual Functioning Index en Female Sexual Distress Scale gebruikt om de continue maat seksueel functioneren te meten en werd de Hospital Anxiety and Depression Scale gebruikt om depressieve symptomen weer te geven. In vergelijking met vrouwen zonder seksuele problemen vertoonden vrouwen met seksuele problemen meer negatieve impliciete associaties tussen de erotische stimuli en motivatie (impliciete seksuele motivatie). Bij beide groepen voorspelde een sterkere impliciete associatie tussen de erotische stimuli en motivatie een hoger niveau van seksueel functioneren. Positieve expliciete waardering van de erotische stimuli voorspelde lagere niveaus van seksuele distress bij beide groepen.

Dit onderzoek trachtte meer inzicht te geven in de cognitieve processen die een rol zouden kunnen spelen in het ontstaan en in stand houden van seksuele problemen. Naast het eerder genoemde doel werd er in deze studie geopperd dat er exploratief gekeken zou worden gekeken naar het effect van leeftijd, aangezien er in een eerdere studie onder mannen een leeftijdseffect werd gevonden.  

            De resultaten die gepresenteerd worden in dit onderzoek ondersteunen het informatie-verwerkingsmodel van seksueel functioneren van Janssen, et al. (2000), waarbij genoemd wordt dat automatische processen een belangrijke rol spelen in het genereren van seksuele opwinding, naast het expliciete gecontroleerde cognitieve proces. Er kan echter geen eenduidige verklaring gegeven worden voor het verschil in impliciete associaties; er is namelijk wel een effect gevonden van motivatie maar niet van valentie. Daarnaast geeft deze studie een interessant verschil weer tussen mannen en vrouwen. Zoals eerder genoemd kunnen vrouwen met en zonder seksuele problemen van elkaar onderscheiden worden door hun impliciete seksuele motivatiescores. Bij mannen met en zonder seksuele problemen moet er echter gekeken worden naar hun impliciete seksuele valentiescores. Dit resultaat geeft aan dat het belangrijk is om onderzoek op te zetten waar mannen en vrouwen direct met elkaar vergeleken worden om zo een verklaring voor dit verschil te vinden.

            Jammer genoeg wordt er in deze studie in de resultaten en discussie niet meer gesproken over het eerder geopperde effect van leeftijd. Na overleg met de auteur blijkt dat er geen leeftijdsverschil gevonden kon worden. Dit geeft een interessant gegeven weer; het in de eerdere studie gevonden leeftijdseffect bij mannen kon bij vrouwen niet bevestigd worden. Een mogelijke verklaring hiervoor is de leeftijdsspreiding in de groep, welke bij mannen veel groter was dan bij vrouwen.

            In het algemeen heeft dit artikel bijgedragen aan het vergroten van inzicht in de rol van impliciete associaties in seksueel functioneren en worden er aanknopingspunten geopperd voor verder onderzoek en die van belang kunnen zijn voor de klinische praktijk.