woensdag, 27 maart 2019 07:57

Congresverslag ‘Was will der Mann’

  • Geschreven door:
    J.C. Thomson-Woestenburg

Op 30 november 2018 vond het najaarscongres NVVS plaats, met als thema ‘Was will der Mann’. Professor Ine van Wesenbeeck, hoogleraar seksuele ontwikkeling bij de faculteit sociale wetenschappen Utrecht en senior-adviseur bij Rutgers, begeleidde deze op de wensen en grenzen van mannen gerichte dag. Zes presentaties werden gegeven en vijf resumés gepresenteerd waarbij één de Abstractprijs won. Verder vond een podiumdebat plaats aan de hand van stellingen en werd de NVVS Seks & Media Prijs 2018 uitgereikt. Een goed gevulde, gevarieerde en levendige dag.
Het congres was met ca. 150 deelnemers goed bezocht. De sprekers waren divers van achtergrond, variërend van seksuoloog, genderadviseur, theatermaker, schrijver en een ‘doorhost’. Zij namen ons veelal op persoonlijke wijze mee in hun blik op ‘de man’.

De winnaar van de NVVS Abstractprijs 2018 was Marlene Werner met haar abstract over de Amsterdam Sexual Pleasure Index.

Maarten Dallinga won de Seks & Media Prijs 2018 met zijn Podcast ‘Anoniem Intiem’ – aflevering ‘De Jacht’.

Congresvoorzitter Ine Vanwesenbeeck opent het congres met een terugblik op de vraag die Freud 100 jaar geleden stelde ‘Was will das Weib’ en het antwoord daar toen op. Zij stelt dat voor vrouwen destijds het antwoord voor de vrouw simpeler was dan voor de man nu. Vrouwen wilden meer autonomie, meer vrijheid én meer plezier bij seks, vrouwen vonden zichzelf in de jaren daarna opnieuw uit. Moeten mannen dat de komende jaren ook gaan doen, vraagt zij zich af. We moeten af van het idee van mannelijke giftigheid en ons herbezinnen over de mannelijke identiteit. Esther Perel zei onlangs in De Wereld Draait Door dat 2019 het jaar van de Man zou moeten worden. De richting van onze toekomstvisie op mannelijkheid zou zich meer moeten richten op complexiteit en diversifiëren.

We starten met de presentatie ‘Man en onmacht’ van schrijver Nathan Vos. Vos is begonnen met zijn gevoelens op te schrijven na de zelfmoord van zijn broer. Vos deelt hoe hij zich af ging vragen of hem dit ook had kunnen overkomen, en hoe hij vervolgens een boek daarover schreef, Man O Man. Hij uit zijn verbazing dat mannen twee keer zo vaak als vrouwen zelfmoord plegen terwijl vrouwen juist vaker depressief zijn. Hij kwam erachter dat de mannen die zelfmoord pleegden zichzelf vaak niet goed genoeg vonden, slecht met hun emoties konden omgaan en geen beste relatie hadden met hun vader. Zijn conclusie is dat deze mannen eenzaam moeten zijn geweest, ze stierven liever dan dat ze hulp vroegen. Vrouwen daarentegen, stelt hij, delen hun gevoelens en zoeken verbinding, zelfhulp is voor hen big business. Hij legt uit dat de samenleving mannen die boos zijn snapt maar dat verdrietige, angstige mannen niet worden begrepen. Eenzaamheid is daarmee een deel van de mannelijke identiteit dat gepaard gaat met een hoger overlijdensrisico en een hogere kans op een ongezond leven. Vos houdt een pleidooi voor het stellen van goede vragen aan mannen, en richt zich daarmee op het bewerkstelligen van meer contact met de eenzame man. De vraag “Hoe gaat het met je?” werkt niet bij deze mannen. Vos adviseert om meer rationele vragen te stellen: “Wat is een vader? Welke herinneringen koester je? Waar krijg je tranen van in je ogen?”  En om antwoorden op vragen te belonen. Hij had gewild dat hij deze vraag “Denk je weleens aan zelfmoord?” had durven stellen en adviseert ons deze vraag niet uit de weg te gaan.

De tweede spreker is Yuri Ohlrichs, seksuoloog NVVS, over de missers die jongens maken. Hij leert jongens om op een leuke manier contact te maken, de kunst van het flirten, versieren, verleiden. Dit zonder dat ze ongewild grenzen passeren en met gevoel voor hun eigen macht. Hij legt uit dat er twee verschillende fases zijn, de eerste is de voorbereidingsfase waarbij de jongen zich bewust moet zijn van zijn eigen én van de ander zijn/haar wensen. Bij de tweede fase, die actief contact leggen inhoudt, gaat het om het tot stand brengen van de emotionele verbinding met de ander. Vanaf de jaren ’90 bestaan flirtcursussen, deze zijn vrijwel altijd voor mannen. Jongens en meisjes verschillen, jongens in de puberteit nemen meer seksuele risico’s dan meisjes en fysiek geweld maakt vaker onderdeel deel uit van hun leven. Daar komt bij dat zij minder hulp vragen. Mannen hebben daarmee een groter risico op het maken van missers. Bij zedendelicten worden de jonge mannen aangesproken op hun fouten tot dan toe en met duidelijke voorbeelden en metaforen wordt hen geleerd hoe het anders kan. Groepsdruk maar ook groep support wordt verduidelijkt aan de hand van een video waarbij een schot op goal mislukt. Het videofragment van de ‘misser’ van een volwassen journalist van een gerenommeerd tijdschrift raakt ons allemaal, deze man denkt seksueel grensoverschrijdend gedrag te begrijpen. Zijn uitspraken maken echter duidelijk dat hij zich niet bewust is geweest en nog steeds niet bewust is van de machtspositie die hij had t.a.v. de stagiaire die hij gezoend heeft. Dit maakt nog meer duidelijk dat bewustwording van eigen gedrag en positie nodig is. Dat begint bij de jeugd en Rutgers heeft preventieprogramma’s voor zowel meiden als jongens gericht op het in gesprek gaan met elkaar over wensen en grenzen.

Wim Slabbink, Vlaams seksuoloog, zoemt in op de ‘Man en zijn penis’ waarmee hij seksueel gedrag van volwassen mannen aan bod laat komen. Hij introduceert voor mij nieuwe begrippen zoals de ‘Chads’ en ‘Incels’. Chads zijn alfamannen die met veel vrouwen seks hebben, zelfs met zoveel vrouwen dat de Incels hierdoor denken buiten de boot te vallen en roeren zich daarover op internet. Incels zijn ‘involuntary celebates’. Deze Incels zijn eenzaam en dat komt volgens hen door de vrouwen die hen seks zouden ontzeggen. Incels zoeken elkaar op, verenigen zich en denken met weemoed terug aan oude tijden, toen de man nog recht had op seks. Slabbink benoemt culturele factoren die bij hebben gedragen aan het ontstaan van deze frustraties, o.a. de kracht van het feminisme en de afgebrokkelde witte mannelijke privileges. Het is mij overigens niet duidelijk over welke context, bv. welk land of welke cultuur Slabbink het heeft. Zijn verhaal zou duidelijker zijn geworden als hij meer op de context was ingegaan. Wat wel duidelijk is dat Slabbink angst en agressie durft te benoemen. De Incels, die weliswaar een kleine groep zijn, verkondigen uitgesproken meningen. Die meningen worden, zo zegt Slabbink, door veel mannen gedeeld en komen voort uit weerstand tegen #metoo. Hij noemt uitspraken zoals “Boys are boys”, “Tegenwoordig is alles grensoverschrijdend” en “Mannen mogen niets meer”. Ook ik hoor deze uitspraken in mijn omgeving, helaas …. Wat deze uitspraken impliciet zeggen is ‘mannen kunnen niet anders’, ‘mannen worden ten onrechte vervolgd’ en last but not least, eigenlijk is de man ‘slachtoffer’, en wel slachtoffer van gestelde grenzen. Slabbink vervolgt zijn presentatie met dat mannen geholpen moeten worden door mannen te leren dat seks hebben geen vereiste is om een echte man te zijn. Op drie vlakken wil Slabbink het debat gaan voeren om verandering teweeg te brengen in de mannelijke identiteit. Op psychologisch, sociocultureel en biologisch vlak. Seksuologen herkennen direct het biopsychosociaal model met als verschil dat hij begint met psychologisch en eindigt met biologisch. Interessant is dat hij kort noemt dat een hoger testosteron boven een bepaalde waarde niet 1 op 1 leidt tot meer seksueel verlangen. Een bekende mythe die hij hier ontkracht. Slabbink legt op psychologisch gebied de schuld bij de opvoeding en bij de maatschappij. Hij staat er niet versteld van dat gevangenissen en verslavingsklinieken overbevolkt zijn door mannen. Of dat mannen vaker zelfmoord plegen en pleger zijn van seksueel geweld. Zie ook de presentatie van Vos. Mannen worden opgevoed als jagers, er is minder aandacht voor hun gevoelens en er zijn allerlei verwachtingen waaraan ze moeten voldoen. Van hen wordt verwacht dat ze initiatief nemen en naar seks verlangen. Dan kun je de bovengenoemde gevolgen verwachten. De maatschappij is hiervoor verantwoordelijk zegt hij daar mee. Hij pleit vervolgens voor schaven aan onze huidige beschaving en op weg te gaan naar een herdefiniëring van mannelijkheid. Hoe hij dit voor zich ziet?  Mannen hebben ook (net zoals vrouwen?) recht op twijfel, verdriet en teleurstelling. Dergelijke vaak onderdrukte gevoelens hoeven niet via agressie te worden geuit. Jagen en winnen verdienen geen aanmoediging en hij raadt, in deze #metoo-tijd, mannen aan om te leren omgaan met afwijzing.

Na de middagpauze komt de eerste vrouwelijke spreekster, Ingeborg Timmerman, seksuoloog NVVS, aan het woord. Zij gaat aan de hand van haar eigen ervaringen als therapeute in op ‘Man in gesprek’. Timmerman is relatietherapeute en recent is het boek ‘Zin in Seks’ van haar verschenen. Zij begint met een korte presentatie van een casus waarbij sprake is van verschil in verlangen tussen de man en de vrouw. Het betreft een jong stel met een jong kind, de man heeft geen zin in seks en zijn vrouw uit haar onvrede hierover. De zaal is het met haar eens dat de vrouw zich afgewezen voelt. Alhoewel Timmerman betoogt dat er geen verbod is op verbale agressie en verbale ongelijkheid benoemt ze de inzet van deze beiden door de vrouw, als een schadelijk patroon. Ze introduceert aan de hand van foto’s van voetbal, een schwalbe (een nagebootste val) van voetballer Robben, het spelelement en spelregels. Het gedrag van de vrouw in deze casus benoemt Timmerman als een verbale ‘schwalbe’ waarvoor verbale spelregels nodig zijn. Ze gebruikt vervolgens de begrippen ouder, volwassene, kind uit de transactionele analyse om uit te leggen dat seks uitsluitend tussen volwassenen kan en mag plaatsvinden. Seksuele interactie tussen ouder en kind zijn onwenselijk, alleen volwassenen horen seks met elkaar te hebben. Ze gaat verder met spelregels over gedrag. Zij introduceert bij stellen in therapie de afspraak om uitsluitend voor 8 uur ’s avonds ruzie te maken, een begrenzing van de tijd die aan ruzie besteed kan worden. Ze onderbouwt het nut van deze afspraak door te stellen dat men voor 8 uur minder moe is, doorgaans minder drank op heeft en men minder zwaar op de hand is. Daarnaast adviseert ze stellen hun mening in een boodschap van maximaal drie zinnen over te brengen. Beide adviezen bieden structuur aan voor de wijze waarop over verschillen geruzied kan worden.
Door deze nieuwe spelregels wordt het oude patroon tussen de partners overhoopgehaald en deze ‘in de war’-situatie biedt de kans om nieuw gedrag te leren. Timmerman geeft een volgorde aan waar volgens haar gewerkt moet worden. Eerst moet de relatie goed zijn pas dan kan over de seksuele relatie gesproken worden. En voordat over de relatie gesproken kan worden moet ieder individu in staat zijn zichzelf te redden. Voor het verbeteren van de interactie stelt zij voor herstelpogingen, zoals bv. het aanbieden van een kop koffie aan de gekwetste partner, juist als beloning en niet als zwaktebod te zien. Ook moedigt ze aan sorry te zeggen voor dat deel van de ruzie waar je verantwoordelijkheid voor kunt nemen, intiem lichamelijk contact te beperken tot datgene wat je het meest lekker vindt, en in te zien dat lichamelijk contact helpt om verschillen te overbruggen. Timmerman beëindigt haar presentatie met een plaatje van man en vrouw in publieke ruimte waarbij de man de vrouw vertelt “Met jou wil ik niet ouder worden, met jou wil ik jong blijven”. Een vraag uit de zaal volgt: “Uiten mannen niet juist wat ze vinden in plaats van wat ze voelen?”? Timmerman antwoordt hierop dat het gaat om de vertaling van datgene wat door de man geuit wordt.
De presentatie heeft ons diverse praktische handvatten gegeven. Zowel om zelf het gesprek met de man aan te gaan als het gesprek tussen man en vrouw die komen met seksuele problemen te bevorderen. De handvatten zijn ook te gebruiken voor diegenen die geen relatietherapeut zijn.

Rachel Ploem, genderadviseur bij Rutgers, geeft ons een blik op de gendertransformatieve benadering door haar presentatie over Man en zorg. Ze legt uit dat de gendertransformatieve benadering zich richt op structurele veranderingen in genderrelaties en op het veranderen van ongelijke machtsverhoudingen op verschillende niveaus in de samenleving. Het doorbreken van een ongezond en ongelijkwaardig genderpatroon, zoals mannen die niet zorgen voor hun kinderen, is daar onderdeel van. Haar presentatie wordt gevolgd door een levendige uitwisseling en vragen. Men Care +, een programma van Rutgers, is gericht op het verbeteren van de zorg van vaders voor hun kinderen. Dit programma is geïntroduceerd in 4 landen, Brazilië, Indonesië, Rwanda en Zuid-Afrika. Ploem legt uit hoe de focus op betrokken vaderschap tot stand is gekomen; iedereen heeft een vader én vaderschap is een niet-controversiële ingang voor een gesprek, het effect ervan is bovendien levenslang. Tegelijk stelt ze dat de context waarbinnen dit plaatsvindt moet veranderen; herverdeling van zorg en arbeid is een voorwaarde voor gelijkheid tussen mannen en vrouwen. Binnen de huidige context van toenemend conservatisme, polarisering en radicalisering en in situaties waar er een toename van werkeloosheid is, is er minder ruimte voor ‘civil society’. Het verlies van ‘rechten op…’ van mannen, en mogelijk verlies van status, leidt tot toename van stress bij mannen en gevoelens van woede en angst. Gevolgen kunnen zijn het afreageren hiervan op zondebokken en een toename van seksueel geweld en radicalisering. Geweld wordt intergenerationeel doorgegeven. Het intergenerationeel doorgeven van zorg is minder onderzocht, maar betrokken vaderschap is levenslang van invloed. Bij programma’s gericht op bewustwording van mannen over man-zijn en mannelijkheid wordt groepsgewijs gewerkt. Daar wordt een veilige plek voor mannen gecreëerd waarbij kwetsbaarheid gezien mag worden en tegelijk ook gesproken mag worden over geweld. In deze aanpak worden jongens en mannen benaderd als complexe actoren. En, geeft Ploem aan, werken met mannen is geen vervanging voor het empoweren van vrouwen. Evaluatie van Men Care + gaf aan dat jongens en mannen de groepsgesprekken als bevrijdend hadden ervaren. Ze waardeerden de ruimte om te reflecteren op man-zijn en mannelijkheid. Meer concrete voorbeelden van wat veranderd was, waren toegenomen betrokkenheid bij de zwangerschap, gezamenlijke besluitvorming bij de keuze van anticonceptie en afname van huiselijk geweld. Daarnaast bleven er ook uitdagingen zoals het niet vanzelf komen van de mannen naar de sessies, werkeloosheid, het verantwoording afleggen naar vrouwen en de stigmatisering van de ‘single mom’. Ploem laat met deze presentatie zien dat betrokken vaderschap voor iedereen, inclusief werkgevers en samenleving, vrouwen en kinderen en de mannen zelf, wat kan opleveren. En ze laat zien dat het veranderen van mannelijke identiteit internationaal aangepakt kan worden. Tot slot haalt ze Esther Perel aan met haar uitspraak “The 20th century was the age of changes in the life of women (in the West), the 21st century is the age of the emancipation of men.” Haar geloof dat het mogelijk en wenselijk is om de negatieve aspecten van mannelijkheid, en dan ook nog internationaal, te veranderen naar iets positiefs maakt mij en meerdere mensen in de zaal, zo blijkt uit de vragen, nieuwsgierig om meer over deze programma’s buiten en binnen onze landsgrenzen te weten te komen.

Kevin Heller is een zelf geclaimd feminist, anarchist en vechtsporter en instructeur, een bijzondere combinatie. Strijden tegen onrecht is de rode draad in zijn levensverhaal. Hij heeft geleerd van zijn eigen ontwikkeling van schopper tegen, tot uitsmijter tot ‘leraar’. Hij neemt ons, zonder PowerPoint, maar met de kracht van zijn eigen stem en overtuigende lichaamshouding, mee in waar hij in gelooft en wat hij daarmee in de wereld wil neerzetten.
Als uitsmijter deed hij ervaringen op met (seksueel) grensoverschrijdend gedrag, racisme en homofobie. Hij maakte zinloos geweld mee en begon columns te schrijven over seksualiteit. Een andere overstap was in 2009 naar het geven van een cursus zelfverdediging om kwetsbare mensen weerbaarder te maken. Hij leerde van alles wat hij deed en beschrijft zijn werk tegenwoordig als sfeerbeheerder in plaats van uitsmijter. Als ‘doorhost’, een term die ik erg sympathiek vind, maar volgens mij nieuw is voor mannelijke portiers/uitsmijters, bekijkt en beoordeelt hij of iemand bij de sfeer van de club past. Iedere club heeft zijn eigen publiek en een goede filter aan de deur leidt ertoe dat er bijna nooit gezeik is binnen. Hij neemt ons mee in enkele persoonlijke ervaringen van hem. Als hij mannen niet toelaat, bv. vanwege vrouwonvriendelijk gedrag, krijgt hij nare opmerkingen naar zijn hoofd zoals “je bent zeker gepest toen je klein was”, jij “kleine piemel” of “vieze homo”. Hij neemt dat nooit persoonlijk en weet dat deze mannen gefrustreerd zijn. Vaak gaat hij het gesprek aan en licht zijn beslissing toe, ook om te checken of zijn aannames, zijn profileren klopt. Zijn ervaring is dat het risico toeneemt als mannen in groepen met meer dan drie bij elkaar zijn. Ze neigen er dan meer toe om zich dominant te gaan gedragen, worden luid en gaan jagen, zelfs tegen de bar pissen. Safe Spaces, Safe Clubbing en de Stichting Sexmatters zijn allemaal nieuwe begrippen voor mij. Bij de laatste stichting werkt Heller als instructeur. Hun doel is om gender- en seksuele diversiteit bespreekbaar te maken onder jongeren op een positieve en taboedoorbrekende manier. Over Safe Spaces en Clubbing vertelt hij dat de goede en veilige sfeer binnen centraal staat. Er is interesse in dit concept bij diverse clubs in de randstad en ze willen een cursus gaan aanbieden aan geïnteresseerden. Hij poneert als voorbeeld een aantal punten waar een club over moet nadenken. Waar kan iemand terecht als een man iemand lastigvalt?  Wie is dan de eerste contactpersoon?  Ook mag seksistische reclame niet gemaakt worden en maakt diversiteit bij het inhuren van dj’s een groot verschil. Door de manier waarop hij tegen ons als congresdeelnemers praat krijgen wij het gevoel dat wij samen verantwoordelijk zijn voor het instandhouden van seksistisch gedrag, wij, de maatschappij. Hij eindigt ermee dat hij gendernormatieve gedragsveranderingen ziet en ervaart. Portiers, uitsmijters, hoeven niet klaar te staan voor een vechtpartij. Grenzen bewaken hoeft niet te leiden tot polarisatie. Daarmee brengt hij ons terug naar zijn terminologie, ‘doorhost’ en ‘sfeerbeheerder’ en ik moet zeggen, een andere naam geeft een ander gevoel. Een vraag uit de zaal over of het verschil in gedrag van mannen en vrouwen niet komt door het verschil in het hebben van 1 eicel dan wel miljoenen zaadcellen brengt hem tot het depolariserende antwoord: “De veiligheid van de meerderheid gaat voor”. Een stelling waar weinig tegenin te brengen is.

Ter afsluiting geeft iedereen via de mentimeter, op zijn telefoon, antwoord op de vraag “Was will der Mann?”. De man wil volgens de deelnemers in de zaal “gezien worden”. Een verrassende uitkomst, en een brede formulering die tegelijk recht doet aan de breedte van de diverse aspecten, de pluriforme complexiteit van mannelijkheid, die “gezien wil worden”.