Seksuele gezondheid bij transvrouwen: Een onderzoek naar relevante aspecten van seksuele gezondheid en gewenste zorg voor en na de vaginoplastiek

  • Auteur Daniëlle (B.A.) Kroeze, Tim R. Schäfer & Sarah M. Burke
  • Pdf openbaar No

Samenvatting

Een geslachtsbevestigende operatie heeft grote invloed op de zelfbeleving, sociale relaties, de lichamelijke en men- tale gezondheid van transgender personen. Eerder onderzoek heeft gewezen op het belang van het begrijpen van de verandering van seksuele gezondheid en het ervaren van het genitaal pre- en post-vaginoplastiek bij trans vrouwen. Het doel van dit onderzoek was het in kaart brengen van de diverse relevante aspecten van seksuele gezondheid bij trans vrouwen voor en na de vaginoplastiek. Daarnaast was er oog voor de zorg die trans vrouwen wensen rondom de genitale genderbevestigende operatie. Dit artikel beschrijft een kwalitatief onderzoek, waarbij middels een fo- cusgroep onder zorgverleners van het genderteam binnen het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) en zeven diepte-interviews met trans vrouwen na vaginoplastiek data zijn verzameld. De verzamelde gegevens zijn ver- volgens geanalyseerd middels thematische analyse. In het antwoord op de vraag welke relevante aspecten rondom het onderwerp seksuele gezondheid voor en na vaginoplastiek meespelen bij trans vrouwen konden vijf verschillende thema’s met bijbehorende deelthema’s worden geïdentificeerd, te weten: seksuele activiteit, mentaal welzijn, part- nerrelatie, vormgeving van seksualiteit en zichzelf postoperatief ontdekken. In de inrichting van de zorg rondom sek- suele gezondheid voor en na de vaginoplastiek bleek het voor trans vrouwen vooral belangrijk op een open manier in gesprek te gaan met de zorgverleners en tijd te nemen om dit onderwerp te bespreken tijdens de postoperatieve controles.

Ondanks de beperkingen binnen dit onderzoek, zoals includering van een kleine onderzoekspopulatie en het risico op onderzoeksbias door de plaats van de onderzoeker binnen het genderteam van het UMCG, konden er duidelijke hoofdthema’s en deelthema’s worden gevonden die een belangrijke rol spelen in de seksuele gezondheid van trans vrouwen. Wij adviseren de genoemde thema’s als leidraad te gebruiken binnen de gesprekken tijdens postoperatieve controles.

 

Gepubliceerd in 2023, jaargang 47, Nummer 3

Slammen in Nederland: het injecteren van drugs in een seksuele setting

  • Auteur Leon Knoops, Jan van Amsterdam, Sebastiaan van de Poll, Thijs Albers, Wim van den Brink & Tibor Brunt
  • Pdf openbaar No

Samenvatting

Dit artikel beschrijft de resultaten van een online survey onder mannen die seks hebben met mannen (MSM) die vooraf of tijdens seks drugs gebruiken (chemsex), welke intraveneus worden toegediend (slammen). In dit onderzoek is onderzocht welke middelen in Nederland tijdens slammen worden gebruikt, wat de motieven van slammers zijn en welke gezondheidsrisico’s en klachten het injecteren van drugs in een seksuele setting kunnen veroorzaken. In dit multi-methodisch onderzoek zijn 175 respondenten ondervraagd via een specifiek voor het onderzoeksdoel samen- gestelde onlinevragenlijst. De gemiddelde leeftijd van de deelnemers is 47.8 jaar. Tijdens chemsex wordt gebruik gemaakt van vrijwel alle denkbare middelen, terwijl bij slammen vooral 3-MMC (3-methylmethcathinon), crystal meth (methamfetamine), ketamine, 4-MEC (4-methylethcathinon) en 4-MMC (mefedrone) populair zijn.

De meest genoemde meerwaarde van slammen is de intense beleving van een sterke rush waardoor langdurigere seks kan plaatsvinden. Vrijwel geen van de respondenten gebruikt condooms tijdens slamseks, daarentegen worden bijna nooit naalden gedeeld en meestal maar één keer gebruikt. Slammers melden gezondheidsklachten samenhang- end met de toedieningswijze. Opmerkelijk is dat ongeveer driekwart ooit psychische klachten rapporteert. Ongeveer de helft van de deelnemers rapporteert enige vorm van controleverlies of zorgen over hun gebruiksfrequentie.

Dit onderzoek laat zien dat slamseks in Nederland vaak gepaard gaat met bewust gekozen seksueel risicogedrag, maar ook met bewuste risico-beperking (harm reduction) in het slam-gedrag. Deelnemers aan slamseks melden op- vallend veel lichamelijke en psychische klachten. Het onderzoeksrapport ‘Slammen in Nederland’ biedt inzicht in het slam-gedrag onder MSM anno 2020 en draagt mogelijk bij tot versterking van laagdrempelige en niet-veroordelende preventie- en harm reduction-strategieën ter ondersteuning van MSM die slammen, willen stoppen of zijn gestopt.

Gepubliceerd in 2022, jaargang 46, Nummer 3

Singles, seksuele relaties en seksuele rechten: Inzichten uit de coronacrisis

  • Auteur Linda Duits
  • Pdf openbaar Yes

Volgens de RIVM-richtlijnen mogen burgers tijdens corona alleen seks hebben met een vaste partner waarmee zeVolgens de RIVM-richtlijnen mogen burgers tijdens corona alleen seks hebben met een vaste partner waarmee zesamenwonen. Voor personen zonder zo’n partner is het niet mogelijk om zich zowel aan de regels te houden als intiemfysiek contact te hebben met anderen. Dit artikel bespreekt dit advies in een kader van seksuele rechten en seksuelegezondheid. Er bestaat een spanning tussen burgers beschermen tegen corona en het waarborgen van hun seksuelegezondheid. Betoogd wordt dat de Nederlandse overheid seksuele relaties beziet vanuit een conservatief perspectief,wat haar in staat stelt dit dilemma te negeren. Dit is schadelijk voor de gezondheid van personen die buiten de normvan monogame, samenwonende/gehuwde partners vallen. Seksuologen worden opgeroepen de discussie over deproportionaliteit van de genomen maatregelen te entameren.

Gepubliceerd in 2021, jaargang 45, Nummer 1

Spreken is goud: Seksuele gezondheid bespreekbaar maken met de Onder 4 Ogen methode. Ontwikkeling en implementatie bij huisartsen in Vlaanderen

  • Auteur Ruth Borms & Katrien Vermeire
  • Pdf openbaar Yes

De Onder 4 Ogen methode (O4O) helpt - in eerste instantie - huisartsen bij het proactief bespreekbaar maken van seksuele gezondheid met hun patiënten. Onderzoek wijst immers uit dat huisartsen het bespreken van seksuele gezondheid vermijden omwille van verschillende drempels zoals gebrek aan kennis, vaardigheden en de angst om te intrusief binnen te treden in de privésfeer van de patiënt. De O4O methode pakt deze hindernissen aan en bevat een eenvoudig, hands-on stappenplan om seksuele gezondheid proactief te bespreken. De methode wordt in Vlaanderen geïmplementeerd bij zowel praktiserende huisartsen als bij huisartsen in opleiding. Het maakt deel uit van een navormingspakket dat - dankzij een projectsubsidie van de Vlaamse overheid - gedurende vijf jaar aangeboden wordt aan één derde van alle Lokale Kwaliteitsgroepen (LOK). Daarnaast is de Onder 4 ogen methode en de toepassingen ervan opgenomen in het verplicht curriculum van de huisarts in opleiding. Het navormingspakket wordt door de deelnemende praktiserende huisartsen zeer positief geëvalueerd: de Onder 4 ogen methode is een meerwaarde om seksuele gezondheid te bespreken en bijna driekwart heeft de intentie om seksuele gezondheid meer te zullen bespreken. Bovendien blijkt dat de helft van de huisartsen dit vier weken na de navorming ook daadwerkelijk gedaan heeft. De huisarts is een belangrijke, maar niet de enige zorgprofessional die een taak heeft in het bespreekbaar maken van seksuele gezondheid. Daarom wordt de Onder 4 Ogen methode ook ingezet bij niet-medische zorgprofessionals om seksuele gezondheid meer bespreekbaar te maken binnen psychosociale hulpverlening.

Gepubliceerd in 2020, jaargang 44, Nummer 3

Swing: Een kwalitatief onderzoek naar seksuele gezondheid bij swingers

  • Auteur Tom Platteau, Lieselot Ooms, Ruth Borms, Eric Florence, Katrien Vermeire
  • Pdf openbaar Yes

Swingen is een alternatieve relatievorm waarbij partners seksuele contacten hebben met derde partners. Met als doel een aanbod voor counseling en -testing op maat te ontwikkelen voor swingers, peilden we naar verschillende aspecten van hun seksleven. We interviewden veertig mannelijke en vrouwelijke swingers van verschillende leeftijden en met gevarieerde gewoontes van swingen (privéfeestjes en horecagelegenheden). Tijdens de interviews peilden we naar preventieve strategieën voor hiv en seksueel overdraagbare aandoeningen (soa’s), hun hiv/soa testgedrag, hun seksuele grenzen en seksuele tevredenheid. Verschillende swingers ervaren een maatschappelijk taboe op swingen. Desondanks bleken ze toch bereid om dit taboe te doorbreken en met een interview in te stemmen. De meeste swingers vinden het belangrijk om hun specifieke situatie (met mogelijke risico’s voor seksuele gezondheid) met gezondheidsprofessionals (huisarts, psycholoog of seksuoloog) en niet-professionals (familie en vrienden) te bespreken. Als maatregelen om zichzelf (en anderen) te beschermen tegen soa’s noemen de meeste geïnterviewde swingers het gebruik van een condoom en soa-testen. Seksuele grenzen worden erg verschillend gepresenteerd. Sommigen bewaken strikt hun grenzen, anderen zoeken deze net op om ze te kunnen verleggen. Over het algemeen zijn de geïnterviewde swingers tevreden over hun seksleven. Ze voelen zich gewapend om op een open manier seksualiteit met hun partner te bespreken, wat bijdraagt aan hun tevredenheid.

Gepubliceerd in 2019, jaargang 43, Nummer 4

Lang Leve de Liefde voor het mbo. De planmatige ontwikkeling en implementatie van een lespakket seksuele gezondheid voor het mbo

  • Auteur Mireille Wolfers, Anita Watzeels, Marja de Koster, Pepijn van Empelen
  • Pdf openbaar Yes

Jongeren op het mbo zijn vroeger seksueel actief en ervaren meer problematiek op het gebied van seksuele gezondheidJongeren op het mbo zijn vroeger seksueel actief en ervaren meer problematiek op het gebied van seksuele gezondheiddan hoger opgeleide leeftijdsgenoten. Lang waren er eigenlijk geen seksuele gezondheidsinterventies voor dezespecifieke groep beschikbaar. Om in deze lacune te voorzien, heeft de GGD Rotterdam-Rijnmond het evidence-basedlespakket Lang Leve de Liefde-mbo (LLL-mbo) ontwikkeld, toegesneden op deze doelgroep. In dit artikel beschrijvenwe de planmatige ontwikkeling, aan de hand van Intervention Mapping, van zowel het lespakket als de interventievoor de implementatie van het lespakket, inclusief onderzoek naar implementatiefactoren, en het effect van deimplementatie-interventie. Omdat flexibiliteit van het lespakket een belangrijke randvoorwaarde voor gebruik bleek,werd gekozen voor een online doe-het-zelf shop waar docenten zelf uit een databank losse lessen of workshops kunnenkiezen. Adoptie en implementatie werd gefaciliteerd middels materialen die beschikbaar werden gemaakt viade LLL-mbo-website (o.a. demonstratie-video’s, keuzetools, en promotiefilmpje), promotie via mbo-organisaties oplandelijke beurzen, docententrainingen en ondersteuning van de lessen door Sense-verpleegkundigen. Het effectvan de implementatiestrategieën is onderzocht door middel van een voor- en nameting. Onze conclusie is dat onderzoeknaar implementatiefactoren een belangrijke meerwaarde had voor de ontwikkeling van het lespakket omdatde uitkomsten van het onderzoek onmiddellijk gebruikt konden worden voor de ontwikkeling van het programma.Uit het onderzoek naar het effect van de implementatie bleek dat een implementatiestrategie, aangevuld met eendocententraining, zorgde voor een hogere intentie tot gebruik. Ook lijkt de implementatiestrategie geleid te hebbentot een intensiever gebruik van het lespakket.

Gepubliceerd in 2019, jaargang 43, Nummer 2

Het begon met de ooievaar. De houding ten aanzien van seksuele gezondheid in Nederland, op basis van het verhaal van Jan.

  • Auteur Olga Loeber
  • Pdf openbaar Yes

Dit artikel beschrijft de ontwikkeling van de opvattingen in Nederland over seksuele gezondheid in de vorige eeuwDit artikel beschrijft de ontwikkeling van de opvattingen in Nederland over seksuele gezondheid in de vorige eeuwen de daarmee samenhangende voorlichting. De overheid, religieuze leiders, politici, hulpverleners en sociaaleconomischeomstandigheden beïnvloedden alle de bestaande normen. Uiteindelijk sijpelden deze invloeden door naarverschillende lagen van de algemene bevolking. Wet- en regelgeving werden soms gebruikt om een bestaande praktijkte legaliseren, soms als sturingsmethode. Opvattingen veranderden vaak sneller dan deze regelingen.

Gepubliceerd in 2018, jaargang 42, Nummer 4

De Rozet versus het Spinnenweb

  • Auteur Egbert Kruijver
  • Pdf openbaar Yes

In dit artikel worden de meest recente publicatie van de WHO over seksuele gezondheid en de inzet van Positieve Gezondheid in Nederland geanalyseerd. Een eerder in het Tijdschrift voor Seksuologie gepubliceerd pleidooi om Huber's benadering integraal over te zetten naar een nieuwe definitie van seksuele gezondheid (Leusink, 2017) wordt bekritiseerd. De auteur beschouwt de visies van de WHO en Huber vanuit revalidatie-seksuologisch perspectief. Daarin staat de positie van mensen met beperkingen centraal, benadrukt door het recent door Nederland geratificeerde VN-Verdrag Gelijke Rechten voor Mensen met Beperkingen en de daarop van toepassing zijnde motie Bergkamp, die de regering oproept het taboe op seksualiteit van mensen met beperkingen te doorbreken (Tweede Kamer der Staten Generaal, 2016). Hij stelt dat juist voor hen een gelaagde visie op seksuele gezondheid, die zowel het individuele- als het maatschappelijke aspect omvat, onontbeerlijk is. In zijn visie is de samenleving onderdeel van kwaliteit van leven. Dit aspect wordt in de benadering van de WHO onderstreept en in de positieve gezondheid van Huber genegeerd. Nu de door de overheid gepromote Positieve Gezondheidspolitiek in Nederland dominant is, roept de auteur op tot een dialoog om te komen tot integratie van het thema seksualiteit in het concept van Huber.

Gepubliceerd in 2018, jaargang 42, Nummer 1

Een nationale studie naar seks, seksuele gezondheid en relaties onder ouderen in Australië

  • Geschreven door Albert Neeleman

Lyons A, Heywood W, Fileborn B, Minichiello V, Barrett C, Brown G, Hinchliff S, Dow B,  Malta S, & Crameri P (2017) Sex, Age & Me. A National Study of Sex, Sexual Health, and Relationships among Older Australians. Melbourne: La Trobe University.

Dit voorjaar verscheen Sex, Age & Me, een groot onderzoek naar de seksuele gezondheid en de relaties van oudere Australiërs (60 jaar en ouder). Net als oudere Nederlanders en Belgen vormen oudere Australiërs een uiteenlopende groep qua etnische achtergrond en seksuele geaardheid. Ze leven langer en gezonder leven dan vorige generaties ouderen en zijn veelal seksueel actief. De huidige oudere generatie maakt ook meer kans dan vorige generaties om nieuwe seksuele relaties aan te gaan in het latere leven, al dan niet na afloop van een of meer lange termijn monogame relaties. Velen gebruiken online dating sites om nieuwe partners te ontmoeten. In deze context is er sprake van een sterke toename van seksueel overdraagbare aandoeningen (soa's) bij mensen die 60 jaar oud zijn. Hoewel deze leeftijdsgroep nog steeds slechts een klein deel van alle soa's vertegenwoordigt, zijn de aantallen tussen 2009 en 2013 met 46% gestegen. Desondanks is er in Australië momenteel nauwelijks seksuele gezondheidsbeleid of onderzoek naar de seksualiteit van ouderen. Het Seks, Age & Me onderzoek is dan ook het meest uitgebreide in zijn soort in Australië, en bestaat uit zowel een nationaal onderzoek als verdiepende een-op-een interviews. Deelnemers werden geworven in heel Australië, waarbij alle inwoners van 60 jaar en ouder in aanmerking kwamen voor deelname. In totaal hebben 2.137 deelnemers het onderzoek afgerond en hebben 30 mannen en 23 vrouwen deelgenomen aan de interviews. Doelstellingen waren om seksuele gedragingen, relaties en datingpatronen te verkennen, kennis en kennistekorten ten aanzien van soa’s en soa-preventie op te sporen, ervaringen met de seksuele gezondheidszorg en andere gezondheidswerkers na te gaan en manieren te exploreren die helpen om seks en veiligere seks in het latere leven betekenis te geven.

De belangrijkste bevindingen zijn dat 72 procent van de deelnemers aan het onderzoek meldden dat ze het afgelopen jaar seks hebben gehad (76% van de mannen en 61% van de vrouwen). Een iets hoger percentage (88% van de mannen en 72% van de vrouwen) meldde dat ze hoop hadden of in de toekomst seks zouden hebben, en nog eens 8% van de mannen en 19% van de vrouwen waren onzeker daarover. Degenen die het afgelopen jaar seks hadden gehad, waren op verschillende manieren seksueel actief geweest, waaronder vaginale of anale seksuele gemeenschap (91%), orale seks (geven 66%, krijgen 63%) en wederzijdse masturbatie (50%). Ongeveer de helft van de seksueel actieven hadden in de vier afgelopen weken een tot vijf keer seks gehad.

Uit interviews met heteroseksuele mannen bleek dat zij seks op verschillende manieren definiëren, variërend van lichamelijk gedrag (van uitsluitend geslachtsgemeenschap tot een hele reeks handelingen), tot intimiteit en verbinding. Voor sommige mannen veranderde de betekenis van seks tijdens het ouder worden. Het belang van seks was voor hen zeer contextafhankelijk, variërend van zeer belangrijk tot minder essentieel dan in het verleden. Seksueel genot werd begrepen als iets waar orgasme en lichamelijk plezier, wederzijds plezier, verbinding en intimiteit een rol in spelen.

Uit interviews met een bredere populatie bleek dat veel oudere Australiërs niet actief informatie over seks op zoeken, en ook maar weinig seksualiteitsonderwijs hadden gehad in hun jeugd. In de huidige levensfase zijn met name internet en zorgverleners sleutelbronnen voor informatie over seks. In mindere mate wordt gebruik gemaakt van media, boeken, workshops en discussiegroepen. Veel oudere Australiërs hebben niet met hun zorgverleners gesproken over seks. Schaamte of ervaren moeilijkheden in het praten met zorgverleners lijkt samen te hangen met de kwaliteit van de relatie tussen de oudere en de zorgverlener, en de benadering van seksuele zaken door de zorgverlener. Wanneer seks met zorgverleners aan de orde kwam, ervoeren de onderzochten gemengde reacties, variërend van positief tot afwijzend of ongemakkelijk. De reacties van de zorgverleners lijken de bereidheid van de deelnemers te beïnvloeden om in de toekomst seks met hen te bespreken.

Uit de survey komt naar voren dat oudere Australiërs goede algemene kennis over de oorzaken en symptomen van soa's hebben, maar minder goed weten welke bescherming wordt geboden door condooms en wat de mogelijke manieren van overdracht zijn voor specifieke soa's. Over het algemeen waren vrouwen beter op de hoogte dan mannen. Wie zichzelf zag als iemand die risico liep en die soa-tests had ondergaan was beter geïnformeerd.  Er waren geen verschillen in algemene kennis van soa's tussen heteroseksuele en niet-heteroseksuele (homoseksuele / lesbische / biseksuele / andere) mannen en vrouwen. Minder dan een op de drie (30%) deelnemers die in het voorgaande vijf jaar het risico liepen op een soa-besmetting had zich laten testen. Bij mannen was de kans groter dat zij waren getest dan bij vrouwen, en bij niet-heteroseksuele mannen eerder dan bij heteroseksuele mannen. Van degenen die gediagnosticeerd werden met een soa, kreeg de meerderheid de behandeling van een huisarts. Hogere testcijfers werden gevonden bij degenen die de afgelopen 12 maanden twee of meer seksuele partners hadden. Lagere testcijfers werden gerapporteerd door vrouwen die bij hun meest recente seksuele ontmoeting geen condoom gebruikt hadden voor de gemeenschap. Uit de interviews bleek dat oudere Australiërs veilige seks doorgaans definiëren als condoomgebruik. Het meer in het algemeen voorkomen van soa-overdracht, het bespreken van soa-geschiedenis, soa-testen, monogamie, het vermijden van bepaalde seksuele praktijken of zelfzorg kwamen veel minder naar voren. Het belang dat beleefd werd aan veiliger-seks was nauw verbonden met relatiecontext en vertrouwen, waargenomen risico's en zorg voor persoonlijke en volksgezondheid. Als hindernissen voor het gebruik van veiliger-seks-praktijken kwamen verlegenheid, erectieproblemen, een gebrek aan een cultuur van veiliger seks, stigma en verminderd lustgevoel naar voren.

Nadere uitwerkingen van de bevindingen van het onderzoek zijn gepubliceerd in een reeks artikelen voor peer-reviewed tijdschriften (zie lijstje hier onder) en er zullen nog meer publicaties verschijnen.

Niet alleen de bevindingen maar ook de aanbevelingen lijken zeer relevant en vergelijkbaar met de situatie in de lage landen. De onderzoekers komen tot de volgende aanbevelingen. Het is belangrijk dat seksuele interacties die oudere mensen ervaren, gewenst en consensueel zijn. De oudere bevolking is seksueel heterogeen. Het hebben van seks hoeft niet voor alle ouderen een rol te spelen, sommigen hebben geen behoefte aan seks. Het is belangrijk dat zorgverleners een omgeving creëren waarin ouderen zich comfortabel voelen om over seks te praten als ze dat willen, zonder het gevoel te krijgen dat ze beoordeeld worden met betrekking tot of ze seksueel actief zijn of niet. Seksuele gezondheids- en SOA-preventie- en behandelingsbeleid en praktijkprotocollen zouden 60-plussers meer moeten includeren. Beleid en voorlichtingscampagnes gericht op het verbeteren van de kennisniveaus ten aanzien van soa- en seksuele gezondheid zijn nodig, en met name voor mensen met een groter risico op besmetting met een soa. Informatie en ondersteuning voor ouderen zou op allerlei manieren beschikbaar en breed toegankelijk moeten zijn, zoals via internet en in instellingen voor gezondheidszorg en ouderenzorg. Het aantal afgenomen soa tests moet worden verhoogd bij ouderen die het risico lopen op een soa-besmetting. De huisarts en andere zorgverleners dienen hier een rol spelen door met hun patiënten over seks te praten en hun testbehoeften te bepalen. Opleiding en training moeten worden verstrekt aan zorgverleners, zodat zij met zelfvertrouwen seksuele zaken met hun oudere klanten kunnen bespreken en diversiteit en verschillen in seksualiteit in deze leeftijdsgroep kunnen hanteren. Stigma en schroom in verband met seks in het latere leven moeten worden uitgedaagd en overwonnen. Volksgezondheidsinitiatieven zouden oudere mensen kunnen aanmoedigen om met hun zorgverleners over seks te praten. Campagnes zijn nodig om seks in het latere leven te destigmatiseren. Doorlopend onderzoek, inclusief onderzoek met niet-heteroseksuele groepen en verschillende culturele achtergronden, is nodig om het seksuele gezondheidsbeleid en de zorgverlening in verband met de seksuele gezondheid van ouderen verder te ontwikkelen en te verfijnen.

Literatuur

Lyons A, Heywood W, Fileborn B, Minichiello V, Barrett C, Brown G, Hinchliff S, Malta S, Crameri P. The Sex, Age, and Me Study: Recruitment and sampling for a large mixed-methods study of sexual health and relationships in an older Australian population. Culture, Health & Sexuality. Advance online publication.

Lyons A, Heywood W, Fileborn B, Minichiello V, Barrett C, Brown G, Hinchliff S, Malta S, Crameri P. 2017. Sexually active older people’s knowledge of sexually transmitted infections and safer sexual practices. Australian and New Zealand Journal of Public Health. Advance online publication.

Heywood W, Lyons A, Fileborn B, Minichiello V, Barrett C, Brown G, Hinchliff S, Malta S, Crameri P. 2016. Self-reported testing and treatment histories among older Australian men and women who may be at risk of a sexually transmitted infection. Sexual Health. Advance online publication.

Fileborn B, Brown G, Lyons A, Hinchliff S, Heywood W, Minichiello V, Malta S, Barrett C, Crameri P. 2017. Safer sex in later life: Qualitative interviews with older Australians on their understanding and practices of safer sex. Journal of Sex Research. Advance online publication.

Fileborn B, Lyons A, Hinchliff S, Brown G, Heywood W, Minichiello V. 2017. Learning about sex in later life: sources of education and older Australian adults. Sex Education, 17(2); 165-179.

Fileborn B, Hinchliff S, Lyons A, Heywood W, Minichiello V, Brown G, Malta S, Barrett C, Crameri P. 2017. The importance of sex and the meaning of sex and sexual pleasure for men aged 60 and older who engaged in heterosexual relationships: Findings from a qualitative interview study. Archives of Sexual Behavior. Advance online publication.

 

Gepubliceerd in Internationale Publicaties

Seksuele training voor revalidatie medewerkers

  • Geschreven door Alexander Witpas

R., Pieters, H., Kedde, & J., Bender. (2017). Training rehabilitation teams in sexual health care: A description and evaluation of a multidisciplinary intervention. Disability and Rehabilitation.

 

Mensen met chronische ziektes en fysieke beperkingen ervaren als groep duidelijk meer seksuele moeilijkheden dan de rest van de bevolking. Toch is de aanpak van die moeilijkheden geen integraal onderdeel van de bestaande zorg. Dit artikel beschrijft de evaluatie van een training bestemd voor multidisciplinaire revalidatieteams, gericht op het creëren van een professionele zorgomgeving waarin seksuele problemen besproken worden, voorkomen als het kan en behandeld als het moet. Zes teams kregen een training op maat, van in totaal zes dagdelen, gespreid over vier maanden. De effecten werden gemeten met een pre-post-testdesign. Participanten kregen twee anonieme online vragenlijsten: één voor de training en een andere vier weken na de training.

Uit de resultaten blijkt dat er een significante verbetering is op het gebied van kennis over seks en seksuele problemen. Teamleden voelen zich geruster in het bespreken en zelf aankaarten van seksuele thema’s, zowel in gesprekken met patiënten als tijdens professioneel overleg. En, cruciaal: ze doen het ook vaker. De training had geen merkbaar effect op de mate waarin ze mogelijkheden zagen om seks ter sprake te brengen in hun werk, of de mate waarin ze dit belangrijk vonden. De effecten waren het grootst bij de paramedische teamleden. Patiënten werden in deze studie niet bevraagd, er is dan ook geen informatie over de mate waarin zij een verandering merkten in hun interactie met de teamleden.

De auteurs van het artikel merken terecht op dat een multidisciplinair revalidatieteam heel wat mogelijkheden biedt die minder aanwezig zijn bij individueel werkende zorgverstrekkers. Zo hebben de teamleden bijvoorbeeld aanvullende expertises, waardoor een bio-psycho-sociale benadering van seksuele problemen waarschijnlijker wordt. De teams hebben ook een breed zicht op de verschillende levensdomeinen, en de begeleiding is meestal van langere duur, waardoor interventies beter ingebed kunnen worden in de globale zorg. Al die mogelijkheden kunnen echter maar optimaal benut worden op voorwaarde dat kennis en expertise worden omgezet in een structurele, beleidsmatige aanpak binnen het team. Dat impliceert bijvoorbeeld een duidelijke verdeling van de rollen, en afspraken over wie bepaalde topics proactief bevraagt. Vier van de negen modules zijn hier dan ook op gericht, en het sluitstuk van de training is een plan waarin één en ander wordt bezegeld. Het zou interessant zijn om te onderzoeken in welke mate teamafspraken werden nageleefd, bijvoorbeeld na een periode van zes maanden, en welke factoren dit beïnvloeden.

Daarnaast valt op dat de attitude bij de participanten al bij aanvang vrij positief was. Dat kan verklaren waarom de training op dat gebied weinig effect had. De studie geeft m.i. aan dat dit soort van interventie goed in staat is om positief gestemde teams te activeren, en dat is ongetwijfeld een meerwaarde. Mochten alle zorgprofessionals met goede maar vage intenties op het gebied van seksuele problemen overgaan tot gestructureerde actie, dan zou dat voor patiënten een wereld van verschil maken. Een intrigerende vraag blijft of de interventie ook in staat is om teams met een negatieve attitude in beweging te krijgen.

 

Gepubliceerd in Internationale Publicaties
Pagina 1 van 2