woensdag, 04 januari 2017 15:08

Congresverslag – Lustrumcongres ‘Seks 2.0’

  • Geschreven door:
    Laura Schutte

Intro

Wat is verouderd en what’s new op het gebied van seksuologie? Deze vraag stond, onder de noemer ‘Seks 2.0’, centraal tijdens het Lustrumcongres op 25 november 2016, in de Flint te Amersfoort. Er werd gereflecteerd op het verleden, heden en toekomst van de seksuologie, waarbij uiteenlopende onderwerpen werden gepresenteerd door zowel jonge als oudere sprekers uit verscheidende disciplines.

Petra Stienen, de zelfbenoemde ‘reisleidster’ van deze dag, zag met een strenge doch pittige houding toe op een soepel verloop van de verschillende presentaties. Men kreeg van haar te horen dat er bij dit lustrumcongres maar liefst drie lustra te vieren waren: de NVVS bestaat inmiddels 35 jaar, het TvS 40 jaar en de VVS 44 jaar. Tevens zouden er drie prijzen worden uitgereikt: de Koos Slob prijs, de Seks en Mediaprijs en een prijs voor de beste abstract. Kortom, dit lustrumcongres beloofde niet alleen een leerzame, maar ook zeer feestelijke dag te worden! 

Seksueel geweld

Hoe feestelijk deze dag ook zou worden, het congres werd ingeleid met een serieus thema: seksueel geweld.

De eerste spreker, Miriam Wijkman, jurist en ontwikkelingspsycholoog, informeerde ons over de kenmerken van vrouwelijke zedendelinquenten; een onderwerp dat helaas zowel op maatschappelijk als wetenschappelijk gebied is onderbelicht. Vrouwelijke zedendelinquenten blijken in het merendeel van de gevallen een medepleger te hebben en het delict niet vanuit overwegend seksuele motieven te plegen, in tegenstelling tot de meerderheid van mannelijke zedendelinquenten. Vaak heeft de vrouwelijke zedendelinquent een belaste voorgeschiedenis van seksueel misbruik, en is er sprake van psychische stoornissen en/of (veelal antisociale) persoonlijkheidsproblematiek. Het lichtpuntje uit de resultaten is dat het recidivepercentage rond de 1% ligt. Bij de behandeling dient rekening gehouden te worden met de leeftijd van de zedendelinquent (e.g., volwassenen vs. adolescenten) en dient de focus niet zozeer op het zedendelict gericht te zijn, maar vooral op de onderliggende psychische- en persoonlijkheidsproblematiek. Er is meer onderzoeknodig om uit te zoeken welke factoren bijdragen aan het ontstaan van zedendelinquentie bij vrouwen, maar deze studie is een mooi begin in de goede richting.

Eerder artikel van Miriam Wijkman over dit thema

Naast daders van seksueel geweld, was er bij dit congres ook ruimte voor onderzoek naar de slachtoffers ervan.

De tweede spreker, Iva Bicanic, klinisch psycholoog en hoofd van het Centrum Seksueel Geweld, presenteerde goede argumenten voor het primair toepassen van trauma-gerichte behandeling na seksueel geweld. In de klinische praktijk blijken veel slachtoffers geen trauma-gerichte behandeling te krijgen, terwijl dit wel in de behandelrichtlijnen staat beschreven. Behandelaren zouden het lastig vinden om patiënten met hun trauma te confronteren, vooral wanneer er ook sprake is van andere (complexe) psychische problematiek. Er zou volgens hen eerst tijd moeten worden besteed aan stabilisatie. Echter, er is geen overtuigend wetenschappelijk bewijs dat dit beter zou zijn voor de patiënt. Sterker nog, het blijkt dat patiënten gemakkelijker kunnen praten en meer tot rust komen wanneer er eerst aandacht wordt besteed aan het verminderen van PTSS-symptomen na seksueel geweld. Bovendien zorgt de aanwezigheid van PTSS voor een groter risico op een herhaling van misbruik. Kortom: Het is aan te raden om eerst aandacht te besteden aan het verwerken van het (seksuele) trauma, ondanks de complexiteit van de psychische problematiek; een heldere, toepasbare boodschap.

Hierop aansluitend presenteerde de derde spreker, Jannetta Bos, psychotherapeut en seksuoloog, de nieuwste inzichten over de rol van walging na seksueel misbruik. Het blijkt dat walging na seksueel misbruik veelvoorkomend is, hoewel dit aspect nauwelijks aandacht krijgt binnen behandelingen. Walging is een evolutionair adaptieve respons die aanzet tot vermijding, met als doel om jezelf te beschermen. Het blijkt dat gevoelens van walging na seksueel misbruik een voorspeller zijn van PTSS-symptomen. Uit onderzoek is gebleken dat exposureprocedures niet tot vermindering van walging leiden. Regina Steil en Kerstin Jung hebben een behandeling ontwikkeld waarin de desbetreffende walgingscomponent binnen twee tot drie sessies wordt aangepakt. Jannetta Bos demonstreerde deze behandeling met een rollenspel, waardoor deze methode meteen inzichtelijk werd. De patiënt zou in deze behandeling met haar eigen verbeeldingskracht een passende manier vinden om het lichaam ‘te vernieuwen’ of ‘op te frissen’, bijvoorbeeld door zich in te beelden de oude ‘besmette’ huid uit te trekken. Via herhaling tussen de sessies in zou ‘de besmetting’, en de daarbij gepaarde walging, in figuurlijke zin van zich af zijn geworpen. Daarnaast reduceert deze strategie waarschijnlijk een gevoel van hopeloos- of waardeloosheid, door de controle over stressvolle emoties te versterken.

De laatste presentatie binnen het thema seksueel misbruik ging over een controversieel onderwerp: Virtuele kinderporno. Erik van Beek, filosoof en seksuoloog, benadrukte hoe zeer dit onderwerp onder vuur staat: geen enkele groep wordt nu meer gehaat dan de mensen met een pedofiele stoornis, waardoor de productie van en onderzoek naar virtuele kinderporno wordt gedwarsboomd. De ontwikkeling van deze porno zal bovendien een hoop werk en hoge kosten met zich meedragen, en dat voor kleine doelgroep. Echter, de onwil zich hier op een gedegen en rationele manier mee bezig te houden is onwetenschappelijk, aldus van Beek. De grote vraag is of kinderporno leidt tot “brandstof” voor of “bescherming” tegen kindermisbruik. De gegevens wijzen in de richting van bescherming. In ieder geval lijkt de toename van internetgebruik over de jaren heen niet te leiden tot meer ontuchtzaken. Bovendien zijn de mensen die zich vergrijpen aan kinderen in de meeste gevallen helemaal geen pedofielen, maar mensen met antisociale (persoonlijkheids)problematiek. Daarnaast zou virtuele kinderporno fantasieën faciliteren en niet het kindermisbruik zelf. Mocht er ruimte zijn om virtuele kinderporno te ontwikkelen, dan nog blijft het een complexe zaak. Want, hoe realistisch moet deze porno nu eigenlijk worden? Te realistisch zou nu nog juridisch onverantwoord zijn, maar te onrealistisch zou de effectiviteit ervan verminderen. Kortom, wetenschappelijk onderzoek is hard nodig, maar daarvoor is nog een lange weg te gaan, vol maatschappelijke obstakels.

Zie ook een eerder artikel van Erik van Beek over dit onderwerp

Koos Slob prijs

Na dit interessante, doch ietwat zwaarmoedige thema, was het tijd voor een vrolijk intermezzo: De Koos Slob prijs werd uitgereikt aan Mirte Brom.

Zij schreef voor het Tijdschrift voor Seksuologie een overzichtsartikel over het onderzoek in haar dissertatie. Hierin vat ze haar onderzoek samen over hoe seksuele motivationele waarde wordt toegekend aan stimuli op basis van associatief leren, en hoe deze een rol spelen binnen seksuele stoornissen. De juryleden waren vol lof over dit mooie en uitgebreide artikel, waarin volgens hen ook een serieuze en goede poging wordt gedaan de implicaties voor de klinische praktijk uiteen te zetten. Lezen dus.

Zie hier het volledige artikel

eHealth en Seksuologie

Binnen het thema ‘Seks 2.0’ kon natuurlijk geen presentatie over online-therapie ontbreken. Onder de noemer eHealth worden tegenwoordig virtuele behandelingen aangeboden, nu ook met betrekking tot de seksuologie, aldus Heleen Riper, hoogleraar eMental-health en klinische psychologie. Hoewel wetenschappelijk onderzoek naar online preventie en behandeling zelfs na 20 jaar nog steeds in de kinderschoenen staat, zijn de ontwikkelingen in volle gang. Er wordt hard gewerkt om de toepasbaarheid en effectiviteit te optimaliseren voor alle belanghebbenden. De angst bestond dat eHealth de reguliere GGZ zou vervangen, maar door de zogenaamde blended vorm waarbij online-activiteiten gecombineerd worden met face-to-face contacten, is deze angst grotendeels gesust. Bovendien kan eHealth een uitkomst bieden voor diegenen die de stap naar de reguliere GGZ niet kunnen of willen maken. Op een laagdrempelige manier kan er naast behandeling aandacht worden besteed aan iedere trede in de zorg, zoals ondersteuning bieden bij het voorkomen van terugval. In het kader van de seksuologie zijn er in samenwerking met een bedrijf dat eHealth faciliteert verschillende modules ontwikkeld, namelijk: een basisprogramma, en programma’s over geen zin, pijn bij seks en seksverslaving. De effectiviteit ervan is nog onduidelijk en privacy-issues spelen nog altijd een rol, maar in ieder geval dingt ook ons vakgebiedmee met de huidige technologische ontwikkelingen op klinisch gebied. 

Zie dit artikel voor een voorbeeld

Seks en Mediaprijs

De inzendingen voor de Seks en Mediaprijs, een vast onderdeel binnen de NVVS-congressen, waren zeer gevarieerd: podcasts, websites, artikelen en zelfs stripverhalen werden ingezonden. Het kiezen van een winnaar was geheid een lastige keus om te maken! Van de drie genomineerden - Daan Borrel, Marijn Heemskerk en Mounir Samuel - ging de prijs uiteindelijk naar Marijn Heemskerk. Zij schreef volgens de juryleden een genuanceerd, kleurrijk en gedegen artikel over de vraag of prostitutie ooit een normaal beroep kan worden. Heemskerk zou iedereen kunnen aanraden een dergelijk controversieel onderwerp met oprechte verwondering, integere omgang met de gegevens en verdieping te bestuderen. Dit is tenminste de tip die zij van te voren graag gehad zou willen hebben.

Zes beste abstracts

De zes abstracts die meedongen naar de prijs voor de beste abstract, gaven mooi weer hoe gevarieerd de seksuologische discipline is. De eerste drie abstracts bestonden uit onderzoek over de seksuele ontwikkeling bij genderdysforie, seksueel functioneren na internet-based CGT bij vrouwen met borstkanker en seksueel risicogedrag verklaard vanuit een dual process model. De tweede helft bestond uit presentaties over het verband tussen cortisol en pornogebruik, het effect van positieve cognities op dyspareunie, en sekswerk onder studenten. Het was een groot genoegen deze jonge enthousiaste sprekers hun onderzoek te zien presenteren op informatieve en overzichtelijke wijze.

Deze abstracts zijn te vinden op de website

Het sociale en seksuele brein

Neurowetenschapper Harold Mouras, een van de keynote sprekers van deze dag, besprak de rol van het brein binnen sociale interacties, en in het bijzonder met betrekking tot seksuele opwinding en motivatie. Deze presentatie zou een mooi voorbeeld zijn geweest hoezeer verschillende wetenschappelijke vakgebieden, zoals de neurowetenschappen, psychologie en seksuologie, tegenwoordig met elkaar convergeren, zij het dat deze ingewikkelde materie moeilijk te volgen was door het hevige Franse accent van de heer Mouras. Desalniettemin waren er enkele belangrijke punten uit zijn presentatie te destilleren. Namelijk; seksueel gedrag is doelgericht gedrag binnen een bepaalde context, waarbij verschillende specifieke neuronale processen in werking worden gezet. Uit fMRI-onderzoek blijkt dat, alvorens er een fysieke seksuele respons optreed, er reeds activiteit te bespeuren valt in de spiegelneuronen in de motorische cortex. Deze neuronen blijken belangrijk voor het bewerkstelligen van actie en empathie, en zijn dus gerelateerd aan zowel emotionele als fysieke nabijheid. Echter, een opmerkelijke bevinding is dat er een zogenaamde freezing-response optreed bij het tonen van seksuele stimuli. Hoewel deze reactie vaak geassocieerd wordt met angst, en dus vermijding, lijkt deze reactie bij seksuele stimuli eerder als een soort voorbereiding tot actie gezien te moeten worden. Al met al interessante gegevens maar er moet nog veel onderzocht worden voordat men heldere conclusies kan trekken.

Relaties en Seks

Het tweede, overkoepelende thema van de dag betrof relaties en seks; een onmisbaar thema anno 2016, ongeveer 50 jaar na de (eerste) seksuele revolutie. Hoe wordt seks tegenwoordig in relaties geïntegreerd? En hoe gaat men om met seksuele problemen binnen een relatie?

Ilse Penne, klinisch seksuoloog, besprak de rol van hechting binnen seksuele relaties. Vaak zijn seksuele problemen een uiting van onderliggende hechtingsproblematiek, zo menen ook de bekende relatietherapeuten Sue Johnson en David Schnarch. Hun theorieën over hechting en intimiteit worden vaak als tegenstrijdig gezien, omdat Johnson zou streven naar de durf om afhankelijk en emotioneel ontvankelijk voor elkaar te zijn, terwijl Schnarch juist een groot voorstander is van differentiatie (stimuleren van autonomie) in het bereiken van goede hechtingsrelaties. Echter, deze theorieën kunnen volgens Penne wel degelijk worden geïntegreerd binnen de klinische praktijk. Binnen relatie- of sekstherapie zal men zich, naar het theoretisch model van Johnson, allereerst focussen op hoe de verschillende hechtingsstijlen van het koppel doorspelen in de (seksuele) relatie, en zich in het hier en nu focussen op het bewerkstelligen van verbinding tussen het paar. Als noodzakelijke aanvulling daarop kan men het differentiatie-denken van Schnarch toepassen, zodat partners niet te belangrijk voor elkaar worden. Hiermee wordt er volgens Schnarch ondersteuning geboden binnen de zogenaamde conflictzone, als bevordering van groei en intimiteit. Een boeiende visie, en mijns inziens zeker het proberen waard.

Relaties zijn er in vele soorten; de houding ten aanzien van ‘vrije seks’ verschilt dan ook enorm. De zogenaamde ‘swingers’ staan erom bekend dat zij naast hun eigen partner ook seks hebben met anderen. Monogamie is hierbij, in contrast tot de algemene populatie, niet de norm. Maar, wat weten we nou echt van deze gestigmatiseerde groep? Tom Platteau, Anne-Marie Niekamp en Chris Kenyon presenteerden binnen een panelgesprek hun bevindingen op het gebied van alternatieve relaties, en met name die van swingers. Zo kwamen we te weten dat swingers vaak inconsistent condooms gebruiken, een risicogroep vormen voor het krijgen van soa’s, en vaker dan niet-swingers biseksuele contacten hebben, ondanks hun heteroseksuele geaardheid. Daarnaast is het netwerk van swingers veel groter en complexer dan voor de buitenwereld zichtbaar is; alle swingers zijn op (in)directe wijze met elkaar verbonden via clubs en netwerken. Er komen dan weliswaar meer soa’s voor bij deze groep, maar er wordt wel direct gewaarschuwd wanneer iemand een soa heeft. Een ander belangrijk kenmerk van swingers is dat het romantische gedeelte van een relatie los staat van hun seksleven; dit wordt namelijk niet gedeeld met meerdere partners. Een groot verschil met polyamorie, waarin men juist meerdere romantische liefdes aangaat. Hier in Nederland worden swingers nog gestigmatiseerd, maar dit is waarschijnlijk niet in alle landen het geval. In Zuid-Afrika lijkt men meer (impliciete) positieve  associaties te hebben ten aanzien van het hebben van meerdere relaties tegelijkertijd, aldus Kenyon. Dit staat in groot contrast met de Belgische populatie, waarin juist meer negatieve impliciete attituden tegenover meerdere gelijktijdige relaties gevonden worden. Kortom, er is veel variatie in de wereld. De boodschap voor hulpverleners is dat zij er voor iedereen zijn; oordeel vooral niet (te snel) over seksueel gedrag.

Tieners en porno

Steven Eggermont, zelf werkzaam binnen de media-wetenschappen, presenteerde resultaten van een onderzoek naar het effect van porno op jonge adolescenten. De jongeren van tegenwoordig besteden grote dagdelen met het kijken naar een scherm. Ook porno komt vaak voorbij. Wat zijn eigenlijk de gevolgen van het kijken naar porno op een leeftijd waarbij de identiteit nog grotendeels maakbaar is? Eggermont waarschuwt de aanwezigen vooraf: zijn lezing gaat over onderzoek dat is uitgevoerd door ‘niet-seksuologen’. De bezorgdheid die achter dit onderzoek schuilt, is dat jongeren zich eigenlijk niet met seks moeten bezighouden totdat ze volwassen zijn. Het kijken naar porno zou namelijk een vertekend beeld van seks weergeven. Binnen de porno is seks een recreatief tijdverdrijf zonder de nodige verantwoordelijkheden (een doodzonde!), bezien vanuit een kader van stereotype seksuele geslachtsrollen. Tja, en dat heeft geen positieve invloed op onze jeugd. Jongens die vaak naar porno kijken zouden vrouwen eerder objectiveren, zich onder druk gezet voelen om meer “te presteren in bed”, eerder met seks beginnen, seksueel agressiever zijn en een lager zelfbeeld hebben. Belangrijk te vermelden is dat dit allemaal correlaties zijn, dus de directe oorzakelijke invloed op gedrag blijft onbekend. Dit onderzoek maakt eens te meer duidelijk dat de wetenschap niet geheel objectief is, of tenminste vrijwel altijd vanuit een bepaalde visie tot stand wordt gebracht. Dit hoeft geen probleem te zijn, zolang we met een scherpe en kritische blik de gegevens kunnen analyseren.

Zie over dit onderwerp ook dit artikel.

Avondprogramma

Na deze hele reeks presentaties, was deze inspirerende en boeiende dag nog niet voorbij. Voor de gemotiveerde en volhardende bezoekers stond er nog een avondprogramma te wachten. De overbrugging tussen het dag- en avondprogramma werd verzorgd met een dinerbuffet een muzikaal intermezzo door Duo Paso Doble. Passioneel werden er liederen van onder andere Brel en Piaf gezongen. Op zich geschikt voor seksuologiecongres, zij het dat iedereen graag met elkaar wilde bijpraten, waardoor de muziek naar de achtergrond verdreven werd. Volgens de muzikanten was dit nou juist hetgeen waarvoor hun muziek zich niet leende, vanwege het intieme karakter ervan. Jammer, maar tegelijkertijd ook logisch: er was immers veel te bespreken.

Seks met Robots

Het avondprogramma werd ingeleid door Chloe de Bie, klinisch seksuoloog, met haar presentatie over ‘Seks met Robots’. Op enthousiaste en humoristische wijze besprak zijn de resultaten van haar kwalitatieve onderzoek over dit onderwerp. Seks met robots is nu nog verre van normaal, maar zal in de toekomst mogelijk dagelijkse kost worden. De technologische ontwikkelingen gaan namelijk hard, kunstmatige intelligentie streeft mogelijk de menselijke intelligentie voorbij. Wat zal dit betekenen voor de menselijke interacties? Deze en andere vragen over de menselijke identiteit en ervaring van liefde en seksualiteit binnen dit onderwerp intrigeren De Bie mateloos. Dat het onderwerp nu nog in de taboesfeer ligt, bleek door de lage opkomst van participanten; maar zes mannen waren bereid hierover te praten. Uit de gesprekken bleek dat seks met een robot aantrekkelijker wordt wanneer ze lijkt op een echte vrouw, maar een duidelijk verschil met een vrouw van vlees en bloed zou moeten blijven bestaan. Een te gelijkende robot zou namelijk als eng en weerzinwekkend worden ervaren. Het is volgens de participanten een aantrekkelijk idee altijd de controle te hebben, zonder al te veel emotionele risico’s. Kortom, de seksrobot moet lijken op de fantasie van de man. Als algemene positieve consequenties zou er wellicht een daling van soa’s, ongewenste zwangerschappen, abortussen en kindermisbruik  verwacht kunnen worden. Anderzijds zouden er meer scheidingen, robotseks-verslavingen en ‘techno-maagden’ ontstaan. Concluderend kan er gesteld worden dat (psychologische) gevolgen van seks met robots waarschijnlijk hun weerga niet kennen, dus volgens De Bie is wetenschappelijk onderzoek hard nodig. Want dat de seksrobot er gaat komen, staat volgens haar buiten kijf.

Coming in

De eer om de laatste spreker van dit congres te zijn, ging naar Tofik Dibi, ex-politicus en schrijver. Hij vertelde open een eerlijk zijn persoonlijke verhaal over zijn coming out als Marokkaanse homoseksuele moslim in Nederland. Na een lange worsteling met zijn geaardheid heeft de behoefte om uit de kast te komen gewonnen, ondanks zijn angst voor de negatieve reacties. Onder moslims wordt namelijk een dubbelleven gestimuleerd: ‘leef je leven, maar hou het homo-zijn voor je’, aldus Dibi. Hij vond de kracht voor zijn coming out, of ‘coming in’ zoals hij het liever wilt noemen, in zijn (financiële) onafhankelijkheid, het idee niet te moeten kiezen tussen geloof of geaardheid en voorbeelden van andere homoseksuele moslims, zoals Irshad Manji. Toch realiseert hij zich goed dat het voor vele homoseksuele moslims een (te) grote opgave is om voor hun geaardheid uit te komen. Namelijk, niet alleen buiten, maar ook binnen de homoseksuele ‘gemeenschap’ en andere minderheden komen tot zijn verontwaardiging racisme en discriminatie voor. Volgens Dibi is ‘coming-out’ een Westers principe en moet er gewerkt worden aan een ‘coming in:’ Allereerst moet de persoon in kwestie, net zoals topsporters, sterk van binnen worden gemaakt. De hulpverleners, bijvoorbeeld bij het COC, moeten begrijpen dat er een grote behoefte heerst om anoniem te blijven. Aanraden om simpelweg ‘uit de kast te komen’ gaat er bij deze groep niet in. Volgens Dibi is er hoop voor de toekomst: een generatie islamitische homoseksuelen is mondiger aan het worden. Met samenwerking en steun in de strijd voor acceptatie komt er geleidelijk verandering tot stand. Inspirerende woorden, hopelijk kunnen ze waar worden gemaakt.

Afsluitende woorden

Uitdagend, afwisselend en motiverend; de kernwoorden van dit lustrumcongres. Of we daadwerkelijk kunnen spreken van ‘Seks 2.0’ valt te betwijfelen, door de vele stappen die nog gezet kunnen worden binnen en buiten ons vakgebied. Desalniettemin liggen de onderzoeksmogelijkheden voor het oprapen in een tijd waar technologie voor loopt op de moraal. Het werd duidelijk dat we af moeten van hokjes en stigmatisering, terwijl we tegelijkertijd rekening moeten blijven houden met verschillen in perspectief en cultuur. Want hoe progressief de seksuologie ook moge zijn, er zijn nog vele taboes te doorbreken.

NB Links naar andere artikelen van het Tijdschrift voor Seksuologie zijn toegevoegd door de redactie.