dinsdag, 07 februari 2017 13:02

Symposiumverslag ‘Abortus en psychische gezondheid’

  • Geschreven door:
    Charles Picavet en Jenneke van Dithuizen

Op 28 oktober 2016 vond in Utrecht het symposium ‘abortus en psychische gezondheid’ plaats. Op deze studiedag werden de resultaten gedeeld van een grootschalig landelijk onderzoek naar de psychische gezondheid van vrouwen die een abortus meemaken. Een doel van de studiedag was om over de implicaties van dit onderzoek voor de abortushulpverlening in gesprek te gaan met verschillende beroepsgroepen, zoals abortusartsen, verpleegkundigen, huisartsen, seksuologen, consulenten seksuele gezondheid, gynaecologen, hulpverleners en beleidsmedewerkers.

Als eerste presenteerde Jenneke van Ditzhuijzen, onderzoeker van de universiteit Utrecht, enkele resultaten. Vrouwen die eerder geen psychische aandoeningen hadden, bleken na de abortus geen verhoogd risico te hebben op het ontwikkelen van psychische aandoeningen. Onder vrouwen die in het verleden al wel psychische aandoeningen hadden gehad, was het risico op terugkeer hiervan na een abortus mogelijk enigszins verhoogd op de kortere termijn (na 2,5 tot 3 jaar), maar niet op langere termijn (na 5 tot 6 jaar). Ook werd gevonden dat vrouwen in de abortusgroep vaker een geschiedenis van psychische problematiek hadden dan vrouwen in de controlegroep. Gynaecoloog Hajo Wildschut ging vervolgens kritisch in op de wetenschappelijke literatuur over abortus en psychische gezondheid. Hij kwam tot de conclusie dat er geen ondersteuning gevonden is voor een causaal verband; abortus lijkt geen psychische stoornissen te ‘veroorzaken’. Hierna ging dagvoorzitter Katinka Baehr in gesprek met Gabie Raven, de voorzitter van het Nederlands Genootschap van Abortusartsen (NGvA). Raven is erg blij met de resultaten van dit onderzoek; het bevestigt wat abortusartsen in de praktijk zien. Naar psychische problematiek in de voorgeschiedenis van de patiënt wordt niet standaard gevraagd bij de abortuskliniek tijdens de intake. Het lijkt niet nodig om vrouwen met psychische problemen anders te behandelen dan andere vrouwen. Bij iederéén moet goed worden gekeken naar de motivatie. Volgens Raven hebben vrouwen met psychische problemen wel meer moeite om anticonceptie goed te gebruiken. Niet alle huisartsen zijn volgens Peter Leusink, huisarts en seksuoloog, even deskundig als het gaat om abortushulpverlening. Een huisarts ziet gemiddeld één à twee ongewenste zwangerschappen per jaar. Toch moeten huisartsen voldoende expertise opdoen om hier goed mee om te gaan. Hij herkent dat er met veel vrouwen die ongewenst zwanger raken vaak al méér aan de hand was. De communicatie tussen de abortusarts en de huisarts is een punt van aandacht, ook wat betreft anticonceptiecounselling.

Het tweede thema werd tevens geïntroduceerd met bevindingen uit het onderzoek van Van Ditzhuijzen en collega’s. Vrouwen met psychische problemen in de voorgeschiedenis bleken een negatievere beleving van de abortus te hebben en meer te twijfelen dan vrouwen voor wie dat niet geldt. Andersom is het niet zo dat deze factoren voorspellend waren voor het ontwikkelen van psychische stoornissen. Een instabiele relatie met de verwekker/partner, meer negatieve levensgebeurtenissen, en een voorgeschiedenis van psychiatrische problematiek vormden wél risicofactoren. Vervolgens presenteerde Marieke Brauer de bevindingen van haar kwalitatieve onderzoek naar besluitvorming bij abortus. Twijfel over het afbreken of uitdragen van de zwangerschap bleek geen unidimensionaal concept te zijn, maar uit zes dimensies te bestaan, waaronder positieve of moedergevoelens ten aanzien van de zwangerschap; angst voor negatieve consequenties; en negatieve attitudes ten aanzien van abortus. Bij de vrouwen die veel hadden getwijfeld was de besluitvorming een langdurig proces, waarbij verstand en gevoel met elkaar in conflict waren. Uiteindelijk was vrijwel iedereen tevreden met de uiteindelijke keuze, of men nou voor abortus koos of niet. Olga Loeber, arts seksuele gezondheid, presenteerde vervolgens casuïstiek en ervaringen over moeilijke besluitvorming. Zij gaf aan dat er eigenlijk altijd wel sprake is van enige twijfel. Bij een ongewenste zwangerschap is er namelijk geen goede oplossing mogelijk, maar moeten vrouwen  kiezen voor de ‘minst verkeerde’ oplossing. Daarbij spelen rationele, emotionele en morele overwegingen een rol. Het is van belang om in gesprek met de cliënt te praten over haar motivatie en het proces dat zij doormaakt. Wanneer de ambivalentie te groot is, dan moet er (nog) geen abortusbehandeling plaatsvinden. In de discussie kwam het onderscheid tussen psychische last en psychische stoornissen ter sprake. Het onderzoek van Van Ditzhuijzen gaat over stoornissen. Als vrouwen last hebben van een abortus, dan gaat het zelden om stoornissen. Sterker nog, een bepaalde mate van verdriet over de ongewenste zwangerschap kan juist bij een gezonde verwerking horen.

Met Thea Schipper (directeur Bloemenhovekliniek) werd gepraat over de richtlijn psychosociale hulp bij abortus. Resultaten uit het onderzoek zullen worden meegenomen in deze richtlijn. Het is echter niet bij alle vrouwen zinvol om extra aandacht te besteden aan hun psychische voorgeschiedenis. Het kan ook extra barrières opwerpen, met name als een vrouw prima weet wat ze wil. Goed signaleren kan wel belangrijk zijn. Tot slot is met Connie Rijlaarsdam van de GGD Tilburg gepraat over een project dat zij heeft opgezet om proactief anticonceptie aan te bieden aan kwetsbare vrouwen in schrijnende situaties waarin keer op keer ongewenste zwangerschappen ontstaan. Deze vrouwen hebben meestal psychische problematiek. Inmiddels hebben ze een groot deel van deze vrouwen vrijwillig aan passende anticonceptie geholpen. In de discussie die hierop volgde is onder meer gepraat over de vergoeding van anticonceptie. Men vindt het een slecht signaal dat preventie niet wordt vergoed, maar abortus wel. Er kunnen daarnaast andere drempels zijn om effectief anticonceptie te gebruiken. Olga Loeber pleit voor een toolbox met verschillende middelen die kunnen worden ingezet, afhankelijk van de situatie. Er wordt ook gepleit voor een sterkere regierol van de landelijke overheid op het gebied van communicatieprocessen tussen zorgverleners rond abortus, vergoeding van anticonceptie, en  tegengaan van het taboe op abortus.

Meer informatie over het onderzoek? Het onderzoeksrapport is te downloaden via www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2016/07/01/abortus-en-psychische-gezondheid.