Coronamaatregelen en seksueel grensoverschrijdend gedrag: Een bevraging naar dynamische risicofactoren bij een ambulante forensische populatie

  • Auteur Siegfried Koeck
  • Pdf openbaar Yes

Cijfers geven aan dat seksueel grensoverschrijdend gedrag (SGG) weliswaar afneemt buitenshuis, maar veel meerCijfers geven aan dat seksueel grensoverschrijdend gedrag (SGG) weliswaar afneemt buitenshuis, maar veel meerplaatsvindt achter gevels en via internet. De kans dat SGG optreedt, wordt bepaald door de aan- of afwezigheid vanrisicofactoren of empirisch gerelateerde variabelen die statisch (onveranderlijk) of dynamisch (variabel) zijn. Dezebijdrage geeft duiding bij deze factoren en onderzoekt welke invloed coronamaatregelen hebben op dynamischerisicofactoren.Cliënten in behandeling voor SGG bij de forensische polikliniek de Omslag in Eindhoven (n=21) scoorden de aanofafwezigheid van 17 dynamische variabelen omtrent het SGG (pre-corona) en tijdens een testperiode (oktober– december 2020). De gemiddelde score daalde sterk voornamelijk vanwege behandeling. Zonder invloed van coronamaatregelenwas de score – en dus het risico – significant lager. Men rapporteerde eenzaamheid, seksuele preoccupatie,wrijvingen met de buitenwereld, problemen met dagbesteding, kampen met sterke emoties en spanningenin de intieme relatie.Dit exploratieve onderzoek biedt evidentie dat coronamaatregelen leiden tot hogere scores op dynamische risicofactorenbij SGG cliënten binnen de ambulante hulpverlening. Deze verhoging kadert binnen een algeheel gunstigbehandeleffect en de problemen zijn meteen onderwerp van gesprek. Het is aannemelijk dat de impact nefaster iszonder therapie of aanspreekpunt.

Gepubliceerd in 2021, jaargang 45, Nummer 1

De predictieve validiteit van de J-SOAP II bij mannelijke jeugdige zedendelinquenten

  • Auteur Chantal J.W. van den Berg & Jan Hendriks
  • Pdf openbaar Yes

Deze studie rapporteert een verkennend onderzoek naar de predictieve validiteit van de J-SOAP II voor de voorspelling van het zeden- en algemene recidiverisico onder jeugdige mannelijke zedendelinquenten. Data van 630 onderzochte dan wel behandelde mannelijke zedendelinquenten tussen 12 en 19 jaar oud werden verzameld. Zowel het klinisch oordeel als het voorspelde recidiverisico middels de J-SOAP II en de feitelijke recidivecijfers werden vervolgens vastgesteld en vergeleken. De J-SOAP II overschat het risico op recidive naar een zedendelict sterk, terwijl het algemene recidiverisico enigszins wordt onderschat. Hierbij wordt een statistisch significante samenhang gevonden tussen de recidiveschatting van de J-SOAP II en het daadwerkelijke algemene recidivecijfer. Voor zedenrecidive wordt geen samenhang gevonden met de inschatting van het recidiverisico door middel van de J-SOAP II. Omdat risicotaxatie verstrekkende gevolgen kan hebben voor de behandeling van jeugdige zedendelinquenten, is adequate risicotaxatie van groot belang. Gelet op de overschatting van de kans op zedenrecidive door de J-SOAP II, lijkt het niet wenselijk om voor risicovoorspelling enkel af te gaan op deze vragenlijst. Verder onderzoek naar de validiteit en verbetering van het instrument is daarom noodzakelijk.

Gepubliceerd in 2020, jaargang 44, Nummer 3

Een kritische blik op psychopathie en seksueel geweld

  • Auteur Kasia Uzieblo, Eelco van Doorn
  • Pdf openbaar Yes

Samenvatting

Psychopathie wordt beschouwd als een persoonlijkheidsstructuur bestaande uit interpersoonlijke, affectieve en gedragsmatige kenmerken. Psychopathie is een van de weinige persoonlijkheidsconstructen die een robuuste relatie met gewelddadig gedrag vertoont, wat de grote interesse vanuit de wetenschap alsook vanuit het juridisch en het forensisch-psychiatrisch werkveld voor dit construct in belangrijke mate verklaart. Ondanks deze uitgebreide aandacht voor psychopathie is de huidige kennis over psychopathie bij zedenplegers echter beperkt. Daarnaast blijven diverse mythes aangaande psychopathie het werkveld hardnekkig domineren. Het doel van het huidig artikel is drieledig. Ten eerste wordt beoogd om op basis van de (inter)nationale literatuur een genuanceerd beeld te schetsen over de relatie tussen psychopathie en zedendelinquentie. Ten tweede, wil dit artikel uitgebreid stilstaan bij de implicaties van deze empirische inzichten voor de klinische forensische praktijk. Ten derde, willen de auteurs de wetenschappelijke inzichten stelselmatig illustreren aan de hand van casuïstiek. De literatuur toont aan dat verhoogde psychopathiescores voornamelijk bij een beperkte subgroep van zedenplegers (i.e., gemengde daders en verkrachters) lijken voor te komen. De waarde en bruikbaarheid van de PCL-R-totaalscores kan echter worden afgevraagd. Diagnostische analyses op facetniveau geven immers een genuanceerder en informatiever klinisch profiel weer, dat een vertaalslag naar het behandelplan van de (zeden)pleger bevordert. Daarnaast blijft het raadzaam om zich bij risicotaxaties voornamelijk -indien niet uitsluitend- te laten leiden door gevalideerde risicotaxatietools voor seksueel recidive in plaats van door PCL-R-scores. Tenslotte is er toenemende empirische evidentie die een voorzichtig optimisme inzake de effectiviteit van behandelprogramma’s bij deze plegers verantwoordt. Het artikel wordt afgesloten met enkele aanbevelingen voor toekomstig onderzoek en de klinische praktijk.

Gepubliceerd in 2019, jaargang 43, Nummer 1

Verschil moet er zijn? Een vergelijkend onderzoek naar risicofactoren voor recidive bij seksueel delinquenten met een licht verstandelijke beperking

  • Auteur Betto Bolt, Jan Willem van den Berg, Monique Delforterie, Teunis van den Hazel, Robert Didden
  • Pdf openbaar Yes

Doel: Een aanzienlijk deel van de seksueel delinquenten heeft een licht verstandelijke beperking (LVB). Er is weinig onderzoek voorhanden naar de vraag of en zo ja welke risicofactoren voor seksuele recidive zijn verhoogd bij mensen met een LVB. In deze studie vergelijken we de scores op de STATIC-99R, een maat voor statische risicofactoren, en STABLE-2007, een maat voor dynamische risicofactoren, tussen tbs-gestelde mannelijke seksueel delinquenten zonder en met een LVB.
Methode: Data zijn verzameld bij 85 cliënten. Cliënten werden ingedeeld in een onderzoeksgroep (IQ 50-85, n=50) en vergelijkingsgroep (IQ > 95, n=35). Het IQ is vastgesteld met de WAIS-III-NL, WAIS-IV-NL, de GIT-2 of de RAVEN-NL. Beide groepen verschilden niet ten aanzien van behandelduur, leeftijd en type delict.
Resultaten: De onderzoeksgroep en vergelijkingsgroep verschilden niet significant op de risicofactoren en totaalscore van de STATIC-99R. Het basisrisico op recidive was voor beide groepen gelijk. Van de dertien dynamische risicofactoren van de STABLE-2007 scoorde de onderzoeksgroep echter significant hoger dan de vergelijkingsgroep op drie items: ‘Impulsiviteit’, ‘Ontoereikende Probleemoplossende vaardigheden’ en ‘Desinteresse in het welzijn van anderen’. De vergelijkingsgroep scoorde significant hoger op het item ‘Seksuele deviantie’ dan de onderzoeksgroep.
Discussie: De hogere score op een aantal dynamische risicofactoren bij cliënten met een LVB wordt deels verklaard door de kenmerken behorende bij een LVB. Behandeling van seksueel delinquenten met een LVB kan zich op dezelfde risicofactoren richten als die van andere seksueel delinquenten, maar moet worden aangepast aan de leerstijl en kenmerken van mensen met een LVB.
Conclusie: De risicofactoren voor recidive bij seksueel delinquenten met en zonder een LVB, gemeten met de STATIC- 99R en de STABLE-2007, verschillen niet op historische items en slechts op een klein aantal dynamische items. De overeenkomsten zijn derhalve groter dan de verschillen.

Gepubliceerd in 2018, jaargang 42, Nummer 3