In de geschiedenis van de genees- en heelkunde zijn met regelmaat uitglijders te vinden, die achteraf soms onbegrijpelijken bizar over komen. Dit artikel behandelt de bemoei e nissen van de snijdende medici met het vrouwelijkgenitaal, en, breder gesteld, met de vrouwelijkheid in toto.
Dit artikel reflecteert op vier bronnen van informatie over dyspareunie en vaginisme. De tv-documentaire My fucking problem van Anne van Campenhout leidde tot een forumdiscussie onder leiding van Sophie Hilbrand, waarna Esther Polak reageerde met een persoonlijk commentaar in Opzij. Het derde onderdeel is een uitvoerige boekbespreking over Wenn Sex schmerzt van de Weense feministische onderzoekster Julia Riegler. Tenslotte wordt er stilgestaan bij de sterkten en zwakten van zowel kwantitatief als kwalitatief onderzoek over dyspareunie, met in het bijzonder een uitwijding over het dispuut over de DSM-5-definitie van seksuele pijn- en penetratieproblemen van vrouwen.
Beschouwing.
In het psychiatrische classificatiesysteem de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-IV-TR) wordt bij de Seksuele pijnstoornis een onderscheid gemaakt tussen dyspareunie en vaginisme. Dit onderscheid is in de DSM-5 in zijn geheel komen te vervallen. In tegenstelling tot de DSM-IV-TR kan in de DSM-5 een (seksuele) pijnstoornis niet meer gesteld worden bij de man. In deze bijdrage wordt kort ingegaan op de belangrijkste overwegingen om uiteindelijk tot deze veranderingen te komen. Vervolgens worden de nieuwe criteria van de Genitopelviene pijn/penetratiestoornis uitgebreid besproken. Tot slot wordt stilgestaan bij de voor- en mogelijk ook enkele nadelen van de DSM-5 ten opzichte van de DSM-IV-TR.